Skip to main content
Heeft u vragen, opmerkingen, ideeën of suggesties? Stuur ons een e-mail via info@ferwertonline.nl

Hegebuorren 4 | nu Hoofdstraat 4

De Pastorij earder de van Aysma huzinge

Huisnummer in de eerste dorpsnummering: 140 
Kadastraal nummer in 1832: A 496 pastorie, A 497 tuin

Zoals vermeld bij Vrijhof 5 kocht in het jaar 1723 de kerkenraad van Ferwerd een andere pastorie. Deze nieuwe pastorie wordt in de kerkelijke administratie de “van Aysma huizinge genoemd”. De naam geeft aan dat in de zeventiende eeuw het huis wat hier gestaan heeft aan de Hogeburen waarschijnlijk gebouwd is door de adellijke familie van Aysma. Het was Focko Van Aysma die secretaris was van de Grietenij Ferwerderadeel in de zeventiende eeuw. Hij was gehuwd met Ymck van Jeltinga van Harsta state in Hegebeintum. Van Aysma overleed in het jaar 1651 en zijn vrouw twee jaar later. Hun grafsteen zou in de Franse tijd in veiligheid gebracht zijn op Harsta State, maar is sinds enkele jaren weer terug in Ferwert en is tegen de muur in de torenruimte geplaatst. Onder de vloer in de kerk ligt nog een grafsteen uit 1664 van Margareta van Aysma.

Vanaf 1723 hebben vele predikanten, waarvan sommigen klinkende namen hadden, hier gewoond. Ferwerd zal een aangename gemeente geweest zijn gezien de vele jaren dat predikanten hier stonden. Ds Johannes de Schiffart die intrede deed in 1723 zal de eerste geweest zijn die in de nieuwgekochte pastorie woonde. Hij bleef tot zijn overlijden in het jaar 1774.

Om nog enkele predikanten te noemen: Hij werd opgevolgd door Ds Heerco Douma die in Ferwerd predikant was van1775 tot 1811. Dan komt Ds Petrus van Assen predikant alhier van 1812 tot 1837. Vervolgens Ds Eggo Ulphard Thoden van Velzen die in 1838 als kandi- daat bevestigd werd en hier overleed in 1873. Zijn vrouw heette Wendelina Wilhelmina Bergmann en kwam van Weener in Duitsland. Hun grafstenen zijn nog op het kerkhof aanwezig. Ds Eggo Ulphard Thoden van Velzen zelf stamde uit een Oostfries predikantengeslacht.

In het jaar 1891 is de pastorie opnieuw opgebouwd. Een jaar eerder is er een aanbesteding geweest voor: “het bijna geheel afbreken en weder opbouwen der pastorie en consistoriekamer van de Ned. Hervormde gemeente te Ferwerd”. Het bijna afbreken is juist geformuleerd, want de oostelijke muur van het Lytse Lokaal bestaat uit gele steentjes en heeft grote muurankers die stammen uit de zeventiende eeuw. Deze muur is dus blijven staan.

Ds Georg Frederik August Carsten die van 1949 tot 1954 in Ferwerd stond zal de laatste predikant geweest zijn die weer in dit huis gewoond heeft. In die vijftiger jaren van de twintigste eeuw, om het jaar exact aan te geven in 1953, is weer een deel van deze in 1891 gebouwde pastorie afgebroken en is er een nieuwe predikanten woning gebouwd. De consistoriekamer is blijven staan en is “It lytse lokaal “geworden waar toeristen nu kunnen overnachten.

De pastorie wordt nu nog steeds bewoond door de huidige dominee. 

Meer geschiedenis

Hoofdstraat (Hegebuorren)

Lees verder

Hegebuorren 6 en 8 | Hoofdstraat 6 en 8

Herberch het “Wapen van Ferwerderadeel”

Huisnummer in de eerste dorpsnummering: 139
Kadastraal nummer in 1832: A 499 huis en erf, A 498 tuin

De voormalige herberg bevat nu 2 woningen in het pand Hogeburen 8. Als een huis zou kunnen spreken, zou kunnen vertellen over zichzelf, dan zou het bij dit huis uitermate veel kunnen zijn. Tweehonderd jaar is het pand herberg geweest altijd met de naam: Het Wapen van Ferwerderadeel. In de kelders vinden we bouwsegmenten uit de Middeleeuwen. Hier begon in die Middeleeuwen de Hegebuorren, het was toen het eerste huis aan de zuidkant van de straat. Het pand bestaat dus nu uit twee woonhuizen. De vroeger zo in de omgeving bekende grote bovenzaal, waar de vele publieke verkopingen plaatsvonden is in tweeën geknipt.

Het wapen van Ferwerderadeel

De voormalige herberg bevat nu 2 woningen in het pand Hogeburen 8. De families Steegstra en van der Schaaf zijn de huidige bewoners. Als een huis zou kunnen spreken, zou kunnen vertellen over zichzelf, dan zou het bij dit huis uitermate veel kunnen zijn. Tweehonderd jaar is het pand herberg geweest altijd met de naam: Het Wapen van Ferwerderadeel. In de kelders vinden we bouwsegmenten uit de Middeleeuwen. Hier begon in die Middeleeuwen de Hegebuorren, het was toen het eerste huis aan de zuidkant van de straat. Het pand bestaat dus nu uit twee woonhuizen. De vroeger zo in de omgeving bekende grote bovenzaal, waar de vele publieke verkopingen plaatsvonden is in tweeën geknipt.

Bij tweehonderd jaar oude instituten zijn er altijd positieve en negatieve herinneringen.

Kasteleins die te goeder naam en faam bekend stonden waren bijvoorbeeld aan het einde van de negentiende eeuw, vader en zoon Terpstra en Anne Sytzes Wierda. Hij was zeer succesvol aan het begin van de negentiende eeuw. Echter bij de opvolger van Wierda, Elias P. Sikkema uit Bergum liep het niet goed en het “Het Wapen van Ferwerderadeel” moest vier jaar na aankoop in het jaar 1832 executoriaal verkocht worden waarbij de opbrengst meer dan de helft lager was dan waarvoor Sikkema de herberg had gekocht.

In de kelder zijn bouwsegementen uit de Middeleeuwen te vinden. Het was het eerste huis aan de zuikant van de straat. 

Zoals hier links vermeld konden in het jaar 1868 er een twintigtal paarden gestald worden Eerder in de negentiende eeuw waren dat er echter meer. De herberg werd immers veel bezocht door landbouwers die in hun rijtuigen naar het dorp kwamen om zaken met de timmerman, smid of wagenmaker te regelen. Bij deze herberg werden dan hun paarden en rijtuigen gestald en kocht men een “slokje”. Achter waren toen stallen aanwezig voor zeventig paarden. Vandaar ook de nu nog aanwezige bordjes aan de zijkant van de herberg met het verzoek “stapvoets rijden”. Boven in de grote zaal vonden vroeger veelvuldig publieke verkopingen van land en huizen plaats onder het beheer van een notaris en deurwaarder.

De publieke belangstelling bij deze verkopen was altijd groot en zal het toen ook achter in de stallen druk geweest zijn. Zeer veel volk was in Ferwerd op de been, op de tweede woensdag in de maand mei wanneer de Ferwerder koe- en paardenmarkt gehouden werd, die meestal gecombineerd werd met een harddraverij waarvoor, door de kastelein van Het Wapen vaak een zilveren zweep of zilveren tabaksdoos beschikbaar gesteld werd.

In het midden van de negentiende eeuw was naast het herberggebeuren, ook een bakkerij in het pand gevestigd. In 1842 bood de eigenaar Lammert Annes Bakker het gebouw aan met daarin een “neringrijke herberg Het Wapen van Ferwerderadeel benevens een goed beklante broodbakkerij”.

In die tijd werden beide ook wel verhuurd voor de termijn van vijf jaren.

Anne Sytses Wierda

Een andere bekende herbergier was zoals hierboven vermeld, Anne Sytses Wierda die in het begin van de negentiende eeuw hier “een zeer goed lopende affaire” had. Wierda had ook een hengstenhouderij in de stallen achter de herberg.

Hij adverteerde als volgt in de Leeuwarder Courant op 14 maart 1801:

“NB De castelein A.S. Wierda te Ferwerd maakt aan een ieder bekend dat hy houdt twee jonge dekhingsten, een zwarte met een bruine volgens de publicatie daar van en houdt zig gerecommendeerd in een ieders gunst”.

Hij verkocht in 1828 de herberg met zes kamers, een kelder, een wasch en mangelhuis, een wagenhuis met stalling voor zeventig paarden voor het toen kapitale bedrag van 6501 gulden.

Koper was Elias P. Sikkema van Bergum. Enkele jaren later probeerde Sikkema de Herberg weer te verkopen maar het toen gegeven bod van ruim 4000 gulden vond hij te laag en accepteerde het niet. Uiteindelijk volgde een executoriale verkoop door de procureur S.B. Stienstra op 28 juli, 11 augustus en 20 augustus 1832 ten laste van Rinse Hendriks Brouwer, tapper en winkelier in Bergum. De toen bekende strijkgeldschrijver Aise Kupers bood op de eerste veiling 2350 gulden maar op de laatste veiling kocht een broer van Elias Sikkema, Pieter Sikkema geheten, het pand voor 2855 gulden. De waarde was dus toen maar ruim 40 procent van het bedrag wat er vier jaar geleden door Elias Sikkema voor betaald was. Maar er kan ook een spel gespeeld zijn in het opzicht dat er verband bestond tussen de verkoopprijs en het bedrag wat Brouwer van Sikkema te vorderen had. De Sikkema’s bleven eerst herbergier maar hebben de zaak later verkocht aan bovengenoemde Lammerts Annes Bakker. Sikkema woonde later aan de Wide Stege en was toen koopman van beroep.

Geale Sytses en Trijntje Goffes

Voordat genoemde Anne Sytzes Wierda kastelein was, was lange tijd Trijntje Goffes casteleinske, zoals zij toen genoemd werd, in Het Wapen.

Wierda had de herberg van haar gekocht in 1799 toen zij enkele huizen verderop een winkel begon en winkeliersche werd en zij de herberg verkocht die als volgt omschreven werd: “voor weinige jaren vertimmerd, zeer neringrijk, grote bovenkamer, twee onderkamers, keukens, zeer plaisirig balcon, ruime paardestallen voor veertig paarden, schuur en agtererve met boomen en plantagie”.

Trijntje Goffes was de weduwe van Geale Sytses die daarvoor vele jaren herbergier geweest was. Toen in het jaar 1770 op 16 en 17 mei een belangrijk boelgoed te Ferwerd gehouden werd ten sterfhuize van wijlen de heer Grietman van Knijff, plaatste de kastelein Geale Sytses van Het Wapen van Ferwerderadeel een advertentie in de Leeuwarder Courant: “presenteert zyn dienst aan alle Heeren en Kooplieden, de kastelein Geale Sytses, om goed logement te geven voor een civile prys, recommandeert zig in een yders gunst”.

Toen dus had Het Wapen al een hotelfunctie. Tot nu toe is het eerste bericht waarin de naam Het Wapen van Ferwerderadeel voorkomt uit het jaar 1712. De herberg werd toen verkocht. Op 23 januari 1712 heeft Ate Anes voor het bedrag van 2585 caroliguldens de herberg Het Wapen van Ferwerderadeel gekocht van Freerk Rinses.

Het pand werd in 1832 verkocht voor 2855 gulden. 

IJsbrand en Tjibbe Terpstra

Om met de Terpstra’s te beginnen, zij kwamen in Ferwerd vanuit Stiens. IJsbrand Terpstra was daar herbergier en kocht Het Wapen van Ferwerderadeel in het jaar 1868. De herberg bestond toen uit een voorkamer, kelderkamer, bovenzaal, kelder. Stalling voor twintig paarden en twee regenwaterbakken met pomp. In 1870 woonde IJsbrand Terpstra er met zijn vrouw en acht kinderen. Tevens had Burgemeester J.J. Cannegieter er een kamer. Ook waren er vier woningen in het pand gesitueerd met nummers 139a t/m 139d waarvan één als winkel was ingericht. Deze woningen zullen alle éénkamerwoningen zijn geweest.

Tjibbe Terpstra, zoon en opvolger van kastelein Ysbrand Terpstra, wist de herberg bekendheid te geven door zijn schilder- en biljartkunst. Deze herbergier had een breiend meisje levensgroot op een schilderij bij de ingang geschilderd dat zo levensecht leek dat onbekenden bij binnenkomst haar goedemorgen wensten. Ook schilderde hij muntstukken op de dienbladen waarbij sommige herbergbezoekers dachten dat ze echt waren. Tevens was hij de biljartkunst zeer goed machtig en liet in de Leeuwarder Courant van 1 juli 1892 de volgende advertentie plaatsen:

“Ondergetekende logementhouder te Ferwerd, verklaart dat de heer Zandstra, biljartfabrikant te Leeuwarden bij hem heeft geplaatst: een biljart met glazen blad en Amerikaanse banden en een Carambole biljart met dito banden. Hij geeft gaarne hierbij de verklaring dat beide biljarts geheel voldoen aan de eischen des tijds en geeft genoemden fabrikant bij deze de volle vrijheid van deze verklaring gebruik te maken op een wijze zoals het hem het best voorkomt.

Terpstra IJzn.

Terpstra droeg in het jaar 1904 de herberg over aan Doekele Steensma en werd biljart-leraar in Leeuwarden en later in Den Haag. Daar gaf hij biljartles aan vele prominenten en werd zeer bekend. In het jaar 1927 had hij al 129 prijzen gewonnen en had 12 medailles in bezit, waarvan twee voor het “meesterschap van Nederland”.

De herbergactiviteiten zijn opgehouden rond 1920 toen door concurrentie de klandizie afnam en de toenmalige eigenaar/kastelein D. Steensma ook de kost verdiende als timmerman. Omdat het een groot pand is, is na het beëindigen van de herbergactiviteiten het gebouw in tweeën verdeeld door Steensma  In de ene helft woonde hijzelf en had er zijn timmerwinkel en de andere helft werd eerst verhuurd en later verkocht als woonhuis.

Meer geschiedenis

Hoofdstraat (Hegebuorren)

Lees verder

Hegebuorren 12

It Folkertsmahûs

Huisnummer in de eerste dorpsnummering: 138
Kadastraal nummer in 1832: A 500 huis en erf

Foto van Hoofdstraat 12 anno 2022

In het jaar 1698 woonde hier de toen in Ferwerd zeer bekende kleermaker en lakenkoper Ype Philippus. Later woonde zijn zoon Philippus Ypes in het pand. In 1748 woonde hij er nog en wordt hij een “welbegoedigt koopman” genoemd.

In de tweede helft van de achttiende eeuw is Tjitske Fransen Papma eigenaresse van het pand. Zij was gehuwd met de winkelier Otte Meinderts die met zijn zwager Johannes Fransen Papma meerdere panden bezat in het dorp. Hij bezat ook het naastgelegen huis nummer 137. De zoon van Otte Meinderts, Frans Ottes geheten is hem opgevolgd en is een bakkerij begonnen in het pand.

Het geboortehuis van Eeltsje Botes Folkertsma. 

Bij de naamsaanneming in het jaar 1811 koos Frans Ottes de naam Leo als achternaam. Vervolgens verhuurde men het huis een tijdje aan de Doopsgezinde heel- en vroedmeester Sijbrand Petrus Martens. Later werd deze eigenaar. Vervolgens werd het weer een winkel. Bote Folkertsma, getrouwd met Meiltje van Dijk nam rond 1890 van zijn schoonvader Cornelis J. van Dijk de kruidenierswinkel op de Nieuwe buren over maar gaf de voorkeur eraan naar dit pand te verhuizen, want dit was een betere verkoopplek dan op de Nieuweburen. De Folkertsma familie, eerst Johannes B. Folkertsma en later Bote J. Folkertsma heeft de winkel in bedrijf gehad tot ongeveer 1970. De winkel werd toen overgenomen door Harm Zuidema die eerst kruidenierswaren bleef verkopen, maar later overging op woninginrichting en vele jaren voor het dorp Ferwerd en omgeving woningen heeft gestoffeerd. Tegenwoordig is de schoonheidssalon “La Blitha “er gevestigd.

Er dient nog vermeld te worden dat in dit huis op 13 oktober 1893 de letterkundige en Frisiast Eeltsje Botes Folkertsma is geboren. Hij was eerst onderwijzer en werd later redacteur van het Friesch Dagblad. Tevens was hij leider van het Kristlyk Frysk Selskip en was redacteur van drie Frysktalige bladen, “Yn ús eigen tael” ,”De stim fan Fryslân” en “de Tsjerne”. Hij vertaalde de Heidelbergse Catechismus in het Fries en had ook een belangrijk aandeel in de Friese Bijbelvertaling. Hij was als literator één van Frieslands belangrijkste essayisten. Hij schreef kritieken, taalkundige fragmenten, essays, romanfragmenten en gedichten alles in de Friese taal. Hij is overleden op 1 januari 1968.

In zijn bundel “Toer en Tsjerke” (1934) schreef hij een prachtig stukje proza over de toren van Ferwert:

“Sjoch ús toer dêr stean, sterk en swier tsjin it Noarden, heech boppe alle dingen. In stoere hoeder is er, weitsjend oer syn folk en bern en ek foar syn deaden hat er in sté, dêr ’t hja rêste meie under it gerûs fan ‘e winen. Ieuwen lang is it libben under him troch tein, slachte oan slachte binne út it warbere wurk nei syn rêst werom keard en hy moat folle leed en leafde sjoen hawwe yn de wenten en yn de herten, sa wemoedich mimert er troch de bomgatten nei bûten en sa drôf en earnstich let er, as men de ferstoarnen under syn noed jowt om bewarre te wirden foar de ienichste dei”.

Meer geschiedenis

Hoofdstraat (Hegebuorren)

Lees verder

De Smederij te Ferwert

In het jaar 1905 kocht Folkert J. Broos een smederij aan de Hoofdstraat in Ferwerd van de erven Hamstra. De zaken gingen goed. Het was een tijd van verandering, rond 1900 kwamen de eerste auto’s door het dorp rijden. Voor het gewone volk was de fiets in opkomst. Bij de Onafhankelijksfeesten in 1913 waren er veel mensen met versierde fietsen in het dorp ener was een prijs voor de mooiste!Broos was ook begonnen met fietshandel en reparatie en verkocht ook naaimachines.

Een oude foto van de Hoofdstraat. Het gepleisterde huis links op de hoek was de smederij van Broos. Het huis rechts was de bakkerij van Meindert Tadema. (foto Soepboer collectie).

Een oude foto van de Hoofdstraat. Het gepleisterde huis links op de hoek was de smederij van Broos. Het huis rechts was de bakkerij van Meindert Tadema(foto Soepboer collectie).

Op het perceel land bezuiden de Geref. Kerk en ten oosten van de weg naar Hogebeintum, aan de straat richting het nieuwgebouwde station (later Stationsstraat) waren toen allerlei bouwactiviteiten. Tegenwoordig zou men het een uitbreidingsplan noemen.Folkert Broos zag allerlei zakelijke mogelijkheden en wilde uitbreiden. Hij bedacht een plan om niet ver van het station een huis met een machinewerkplaats te bouwen. Met zijn zwager werd een vennootschap opgericht, er werd geld geleend, en een architect in de arm genomen. In 1917 vond de aanbesteding plaats. In hetzelfde jaar werden huis en machinewerkplaats gebouwd voor 11865 guldens. Helaas liep het niet goed af want Broos kwam in financiële moeilijkheden. Reeds in 1919 verschenen advertenties in de Leeuwarder courant dat te Ferwerd een nieuw gebouwde smederij te koop was. Een jaar later werd de machinewerkplaats publiekelijk verkocht. Bij de finale verkoop op 16 december 1920 kocht Hendrik Koning, smidsknecht te Berlikum de machinewerkplaats voor 8000 gulden. In 1921 hield Broos boelgoed en verhuisde naar Leeuwarden. Het huis werd apart verkocht.Niet lang daarna overleed zijn vrouw en viel het gezin uitelkaar. Wat een tragisch einde!Later is het pand lang bewoond en gebruikt geweest door Ferwerter smeden. Eerstdoor de familie Sierksma en vanaf de zeventiger jaren door de familie Agema.

Een oude foto  van huis en bedrijfspand met de familie Broos ervoor.(part. collectie)

Bron: Johannes van Dijk, maart 2023

Een oude foto  van huis en bedrijfspand met de familie Broos ervoor.(part. collectie)

Meer geschiedenis

Gasthuisstraat

Lees verder

De ontstaansgeschiedenis van de beide terpdorpen

Om meer te weten te komen over de vroegere geschiedenis van Ferwert en Hegebeintum moeten we ver terug in de tijd, naar de perioden van de ijstijden, toen grote delen van Europa met tientallen meters dik ijslagen waren bedekt. Het is nu bijna niet meer voor te stellen dat op de plaats waar we nu wonen eens een groot, dik pak ijs lag. Deze ijslaag reikte tot ongeveer de helft van Nederland.

Nadat het klimaat veranderde en warmer werd, smolt het ijs en raakte de bodem weer begroeid. Langzamerhand ontstonden er grote bossen. Fryslan heeft er toen heel anders uitgezien dan nu want de bossen streken zich uit tot ver wat we nu de Noordzee noemen. In die tijd zullen hier ook de eerste mensen hebben rond gezworven. Waarschijnlijk woonde men hier niet omdat het in de winter heel erg koud moet zijn geweest met zware sneeuw- en zandstormen die het leven hier niet aantrekkelijk maakten. Wel kwamen in de zomerperiode vermoedelijk jagers hier naar toe die op jacht gingen naar rendieren die in grote getale voorkwamen. We spreken dan over de periode van 9.000 – 14.000 voor Christus.

Tegelijk met het warmer worden van het klimaat steeg ook de zeespiegel. In het noorden van onze huidige provincie leidde dat tot overstromingen vanuit zee. Hierdoor werd vruchtbare klei afgezet, waarop kweldervegetaties ontstonden. Meer landinwaarts, achter de strandwallen en dieper de provincie in, kon het water moeilijk wegkomen en ontstonden veenmoerassen. Zo begon de veenvorming. Die veenvorming werd soms weer onderbroken door overstromingen vanuit zee, en uiteindelijk ontstonden op al die wijze verschillende bodemlagen: veengronden, al dan niet met tussenliggende kleilaagjes, klei op veengronden en kleigronden.

Doordat de zeespiegel steeds hoger rees, steeg ook het grondwater, waardoor meren en plassen ontstonden. In en rond de meren ontwikkelde zich volop planten- en dierenleven. In het zuidoosten van Fryslan vestigden zich de eerste bevolkingsgroepen. Het tastbare resultaat van hun aanwezigheid vinden we terug in de hunebedden, graven van grote stenen die waren meegevoerd in de ijstijd. Door grote perioden van droogte verdorde de begroeiing en de bewoners moesten verder naar het noorden om geschikte gronden te vinden, dit zal zo rond 500 voor Christus zijn geweest.

Men ging zich vestigen op natuurlijke hoogten die een redelijke veiligheid boden bij hoge waterstanden. Pas later zijn de mensen ertoe over gegaan om de hoogten steeds veiliger te maken door ze met klei en afval te verhogen, de eerste terpen ontstaan. In Fryslan zijn dit er waarschijnlijk meer dan 1.000 geweest. Een groot probleem voor de terpbewoners was het drinkwater, immers zout water overspoelde regelmatig het omliggende gebied. Vandaar dat in de terpen putten werden gegraven die bij storm werden afgesloten om te voorkomen dat er zout water in werd geblazen. Nieuwe huizen werden over de oude gebouwd en zo werd de terp steeds hoger en veiliger. Bij terpafgravingen, ook bij Ferwert en Hegebeintum, heeft men dit verschijnsel duidelijk in de bodem terug gevonden. Dit heeft ons veel geleerd over onze vroegere dorpsgenoten.

Na het jaar 1.000 verschenen de eerste dijken, veel lager dan de zeedijk op deltahoogte zoals we die nu kennen. Wellicht zijn de huidige zomerdijken het beste te vergelijken met de dijken van toen. Het waren vooral de monniken die er voor zorgden dat het gebied in Noord-Fryslan een stuk veiliger werd bij stormachtig weer. De terpen verloren hun functie en werden pas weer interessant toen aan het eind van de 18de eeuw werd ontdekt dat de terpgrond heel erg vruchtbaar was en de grond voor een behoorlijke prijs kon worden verkocht. De terp van Hegebeintum werd bijna helemaal afgegraven, slechts een klein deel, waarop de kerk staat, bleef staan. Ook de Burmaniaterp van Ferwert werd helemaal afgegraven. Van waar nu de sportvelden liggen tot en met de ijsbaan was een grote terp met hierboven op Herjuwsmastate.

Bij de afgravingen is veel verloren gegaan maar er is ook veel gevonden en bewaard gebleven. Veel van de terpvondsten zijn terug te vinden in het Fries museum in Leeuwarden. Tijdens de afgraving van de Burmaniaterp stuitte men op een massagraf. Het verhaal gaat dat onze dorpen ooit zijn getroffen door een grote ramp. Het is mogelijk dat de ramp de pest (ook wel de “gesel Gods” genoemd) is geweest. Diezelfde ramp heeft waarschijnlijk ook Easterbeintum, dat even voorbij Hegebeintum lag, getroffen. Dit dorp bestond reeds in de 9de eeuw en bezat een kerk met een toren. Toen het dorp door de pest werd getroffen was er maar 1 mogelijkheid om verdere verspreiding va de ziekte tegen te gaan: het dorp volkomen isoleren. Niemand mocht het dorp meer in, of beter gezegd uit. Soldaten lagen rond het dorp om dit te bewaken. Tientallen inwoners overleden aan de ziekte en waarschijnlijk zijn de weinig overgebleven inwoners, nadat de ziekte was uitgewoed, verhuisd naar de omliggende dorpen. Easterbeintum is langzaam maar zeker vervallen en er is niets van overgebleven. Uitgezonderd de klok uit de toren; die is er uit gehaald en hangt, volgens de verhalen, nog steeds in de toren van Ferwert.

Bron: It Burmaniapaad door Johannes van Dijk en Piet Nauta (blz. 9 t/m 11)

FERWERT EN HEGEBEINTUM TOEN

Het dorp Ferwert is ontstaan uit een aantal buurschappen, waarvan enkele op een terp lagen en op of bij de aanwezige natuurlijke oeverwal van de Waddenzee lagen. Bewoning van die terpen is er al voor de jaartelling geweest. De oeverwal kan men dateren op de 7de of 8ste eeuw. De zee is nu ver weg maar in de Middeleeuwen kwamen de vloeden regelmatig tot de standwal, waardoor de bewoners van de nederzettingen hun toevlucht gezocht moeten hebben op de terpen. Na het jaar 1.000 werd het kwelderland tegen de zee beschermd door dijken aan te leggen, die de terpen op de oeverwal met elkaar verbonden.

Oostelijk van de buurschap Ferwert moet een grote es (akker) gelegen hebben waarin de handels- en ambachtslieden een stukje bouwland gebruikten. In het begin van de 19de eeuw waren de contouren daarvan nog zichtbaar. Het is vrij zeker dat Ferwert in die tijden al een handelsplaats geweest is.

Dit is te herkennen aan het feit dat later over een groot aantal Ferwerter huizen floreenbelasting betaald moest worden, in tegenstelling tot andere dorpen waar deze belasting maar voor enkele huizen gold. Deze belasting, reeds ingevoerd in 1511, vormt een bevestiging van handelsactiviteiten in de Middeleeuwen. Ferwert vervulde in die tijd dus al een centrumfunctie. Dit werd ook bevestigd door het feit dat er al vroeg een kerk werd gesticht, mogelijk reeds in de 9de eeuw. Te reconstrueren is dat dit gebeurde doordat de bisschop van Utrecht Ferwerter landerijen geschonken kreeg. De Ferwerter kerk was dan ook een zogenaamde bisschoppelijke eigen-kerk, die gewijd was aan de heilige Martinus. Vanuit de kerk van Ferwert zijn kerken in de andere dorpen van Ferwerderadiel gesticht. Ferwert was dus de moederparochie.

De kerk viel onder de bisschop, maar rond het jaar 1300 is deze overgedragen aan het klooster Foswert. Vanaf toen was Foswert gerechtigd de pastoor in de Ferwerter kerk te benoemen. Klooster Foswert lag zuidelijk van Ferwert, was gesticht in de 12de eeuw en was ook op een terp gebouwd. Er moet een fraaie kerk bij de gebouwen aanwezig zin geweest. Het was een benedictijner dubbelklooster met meerdere uithoven en groot landbezit. Tijdens de reformatie in 1581 werden de gebouwen afgebroken en werden 3 boerderijen op het corpusland (stukken grond in bezit van het klooster) gesticht.

De gemeente Ferwerderadiel is genoemd naar de hoofdplaats Ferwert. (De gemeente is op op 1-1-2019 over gegaan in de gemeente Noord Oost Fryslan) In Ferwerderadiel bevonden zich 12 dorpen en 7 buurtschappen. Het is een oude grietenij zoals de gemeenten vroeger in Fryslan werden genoemd. Het voormalige grietenijhuis is te vinden op het Vrijhof. Het gemeentewapen van Ferwerderadiel is mogelijk het oudste grietenijwapen van Fryslan. Er is een afbeelding bekend van het jaar 1393. Het word omschreven als “een schild van lazuur beladen met zeven sterren van goud paalswijze geplaatst 2,3,2. Het schild is gedekt met een gouden kroon”.

Ferwert bestond uit twee terpen, de lager gelegen dorpsterp en de Westerterp (ook wel Burmania terp genoemd) De Burmania terp bestond uit 2 delen. Westelijk was het state terrein waarop de monumentale Herjuwsmastate stond. Een bekende inwoner van Herjuwsma state was Gemmen van Burmania. Hij vertegenwoordigde Fryslan bij de inhuldiging van Philips II als Koning der Nederlanden. Bij die gelegenheid zou hij geweigerd hebben om te knielen voor de nieuwe koning. Hij zou daarbij gezegd hebben: “Wy Friezen knibbelje alline foar God”. (wij Friezen knielen alleen voor God)
Het oostelijke deel was de akkerterp, die eeuwenlang als bouwland gebruikt werd. De Burmaniaterp was een grote, hoge terp, maar minder hoog dan de terp van Hegebeintum. Van de Burmania terp is eigenlijk niets terug te vinden. In het jaar 1907 begon de afgraving ervan en deze duurde tot 1935.

Hegebeintum bestond oorspronkelijk ook uit twee terpen, namelijk Oosterbeintum en Westerbeintum. Westerbeintum is een zelfstandig dorp met de naam Hegebeintum geworden. Deze terp is met een hoogte van 8.80 meter boven NAP de hoogste terp van Fryslan, Nederland en Duitsland. Oosterbeintum is een terp gebleven (later wel afgegraven) maar bleef behoren tot het Ferwerter dorpsgebied. In Hegebeintum is de Harsta State met tuinen en hoven nog aanwezig. De namen van de adellijke geslachten die Harsta State in de loop der eeuwen bewoond hebben vinden we terug op de rouwborden in de kerk op de terp van Hegebeintum.

In Ferwert liep het anders. De eerder genoemde Herjuwsma state en de oostelijk van het dorp gelegen Cammingha state ondergingen het zelfde lot als zovele deftige states in Fryslan. Beide werden verkocht voor afbraak in het begin van de 19de eeuw. Bij beide stond op het terrein een boerderij waar veel land aan toebehoorde. Deze landerijen werden nadien als los land verpacht aan Ferwerter gardeniers, kleine zelfstandige ondernemers die leefden van de opbrengsten van enkele hectares land. Aan deze bedrijfstak is een einde gekomen door de schaalvergroting in de landbouw in de zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw. Het centrum van het dorp is altijd het Vrijhof geweest met het karakteristieke 17de eeuwse poortje en daarachter de massieve Sint Martinuskerk. Bij het Vrijhof lagen de Lysteburen. (tegenwoordig Lytse Bourren geheten)

De Hogeburen die voor het Vrijhof liggen, kreeg na de oorlog de naam Hoofdstraat. Waarschijnlijk ontstonden de Nieuwe Buren (Nije Bourren) en de Nieuwe Streek (De Streek) in de 17de eeuw. De aanwezige haven werd rond 1880 van het centrum verplaatst naar de huidige Elingawei. Een haven was zeer belangrijk. Eeuwenlang ging immers het vervoer van en naar het dorp over het water. Vooral turf werd met scheepsladingen aangevoerd. In die tijd woonden veel schippers in het dorp. Eind 20ste eeuw is de dorpsvaart gedempt. In 1901 reed de eerste personentrein op de lijn Leeuwarden – Ferwert, het zogenaamde Dockumer Lokaaltje. Het station van Ferwert werd in 1940 gesloten en het stationsgebouw is in 1974 gesloopt. Het voormalige spoortracé en de stationslocatie zijn nog steeds zichtbaar.

In de 20ste eeuw vonden de grootste uitbreidingen van Ferwert plaats. Door de afgravingen van de Burmaniaterp konden voor de oorlog huizen aan de westkant aan de Marrumerweg gebouwd worden. Aan de oostkant, richting Blije, vond ook huizenbouw plaats. Na de 2de wereldoorlog waren de grootste uitbreidingen. Eerst werd een stratenplan aangelegd aan de zuidoostkant van het dorp en later werden aan de zuidwestkant De Wynacker, De Broll en It Suderheech gerealiseerd.

Bron: dorpsvisie Ferwert en Hegebeintum: doarpen op niveau. Blz. 7 t/m 10

Omgeving:

Het dorp Ferwert ligt ten midden van landerijen, die onder verdeeld kunnen worden in drie gebieden. Het akkerland, dat ten noorden van het dorp ligt, wordt het kleiland genoemd. In dit kleiland zijn halverwege de zeedijk nog de contouren zichtbaar van een oudere zeedijk. Het akkerland ten zuiden van het dorp wordt door de bewoners het zandland genoemd. Met zandland wordt zavelgrond bedoeld, een prachtig bewerkbare grond van uitstekende kwaliteit, getuige de notitie van Gemme van Burmania in zijn bijbel van 1558:
“op 26 aprillis de garst begon te airen binnen Ferwerd op Burmaniaterp, dat doe lang waar bij goede mans grootheid hetwelk te voren bij geen menschen heugenis geschied ware”.

Het derde gebied betreft de Hegebeintumer Mieden, die ten zuiden liggen van voormalig Klooster Foswert. De mieden waren oorspronkelijk een meenschar, een gebeid waar in oude tijden het vee gemeenschappelijk werd geweid, van zowel Ferwert als Hegebeintum. Het betreft hier grasland op knipklei, een dunne laag klei op veengrond. Deze klei is minder geschikt voor akkerbouw, vandaar dat we hier koeien en schapen zien grazen.

Ferwert had oorspronkelijk twee terpen, de dorpsterp (waar toren en kerk op het hoogste punt zijn gebouwd) en de Burmaniaterp, die in de Middeleeuwen ook de Westerterp genoemd werd. Op en rond de dorpsterp zijn in de loop der eeuwen in zuidelijke richting steeds meer huizen en boerderijen gebouwd. Zo ontstonden de Hogeburen en de Kleine Buren (Lytse Bourren) en later in de 17de eeuw de Nieuwe Buren (Nije Bourren)

Aan de noordoost zijde van het dorp stond het Camminghaslot en op de Westerterp stond het al oude kasteel Juwsma of Herjusma, waar vanaf het begin van de 16de eeuw tot de afbraak in 1816 de adelijke ‘Van Burmania’ familie heeft gewoond.

Het dorp is en was altijd bereikbaar via twee wegen, de doorgaande weg vans Leeuwarden naar Dokkum en de weg zuidelijk langs Hegebeintum via Ginnum naar Dokkum. Beide wegen zijn ‘begrind’ rond 1852. Daarvoor waren de wegen onverhard met vaak een looppad ernaast. In de 17de eeuw werd het looppad vanaf Marrum het “Stenen padt” genoemd.

Het dorp was vroeger ook bereikbaar via twee vaarten: de dorpsvaart die midden in het dorp begon en slingerend tussen de bouwlanden langs Hegebeintum en De Traan uitkwam bij de “Oude Pijp”. Deze vaart was oorspronkelijk een oude geul. De tweede vaart is de Burmaniavaart die westelijk van het dorp loopt en door de familie van Burmania is gegraven, dit is te zien aan de rechte stukken. Deze vaart was bedoeld om het slot per schip bereikbaar te maken. Ook deze vaart komt uit bij de Oude Pijp en loopt gezamenlijk met de Ferwerter vaart en de Marrumer vaart, via Wanswert richting de Ee.

Ferwert is een voornaam dorp dat reeds vanaf de Middeleeuwen altijd het centrum vande omgeving is geweest. Niet voor niets is de grietenij, een oudere naam voor de later burgerlijke gemeente, naar dit dorp genoemd.

Bron: Burmaniapaad door Johannes van Dijk en Piet Nauta (blz. 6 en 7)

Algemeen

 

boelgoed1
Waar dit boelgoed op 21 Juni 1887  plaatsvond was op de boerenplaats het Feenstrahuis op de Hogebeintemer mieden. Dit was Groot Feenstrahuis , meer oostelijk lag het Klein Feenstrahuis. Een veel oudere naam uit de 16
e  eeuw is het Fensterhuis, huis op de Fennen dus.
boelgoed2

Oorspronkelijk behoorde de landerijen bij het vroegere Klooster Foswert evenals de de Bolleholle. Ongetwijfeld zullen de monniken in de oude tijden hier op deze mieden ontginningswerk hebben verricht. Bij deze boerenplaats behoorden ca 175 pondematen land. Rond het jaar 1750 is een opsplitsing geweest. Bij Feenstra huis bleef ca 100 pondematen en op de andere 75 pondematen werd een nieuwe boerderij gesticht : Liedenburg. Deze landerijen lagen aan de andere kant van de Oude Vaart. Daartussen lag de Bolleholle ook aan de westkant van de Oude vaart. Feenstra huis en Liedenburg behoorden tot het dorpsgebied van Hogebeintum maar de Bolleholle viel onder Ferwerd.

Het kaartje van de Hogebeintemermieden laat zien dat het land rond de boerderij ligt. De percelen genummerd met een acht behoorden bij het Groot Feenstrahuis.

boelgoed3

Het boelgoed

De advertentie van dit boerenboelgoed in Hogebeintum geeft een goed overzicht van hoe het  vroeger op een boerenbedrijf toeging. In onze tijd hebben wij dit bedrijf alleen gekend als melkveebedrijf en dat was het in 1887 ook, maar er was ook bouwland in gebruik. Dat is te zien aan in de advertentie genoemde ploegen, vorenploeg, eggen, voreneg, landrollen en dorschrol. Mogelijk werd er koolzaad en tarwe of haver  verbouwd. Er waren 22 melk koeien aanwezig, twee weidossen, hokkelingen, kalveren en een stier, een uitmuntend en gezond beslag vee zo wordt aangegeven. Bovendien waren er nog 6 varkens en 20 melkschapen  met  22 lammeren en natuurlijk kippen en een haan. In onze tijd zouden wij zeggen , een breed pakket. 22 melkkoeien was veel in die tijd. De koeien moesten allemaal met de hand gemolken worden. Bovendien werd er kaas geproduceerd. Dat is te zien aan de aanwezigheid van kaaspersen en het grote aantal van 42 koperen aden, 10 koperen emmers en  6 melkvaten. Al deze attributen stonden in de melkkelder. Deze lag vaak tussen woonhuis en stal of was onder het voorhuis gebouwd. De kelder lag lager waardoor het koel bleef,  tussen 5 en 10 graden. De aden of melkaden waren platte bakken met een overstekende rand. Deze werden geplaatst op een verhoging in de melkkelder. Ze werden gebruikt om de melk erin te laten staan en te laten stremmen. Ook liet men de melk wel twee of drie dagen staan, waardoor de room boven ging drijven. Dit werd eraf geschept en dan boter gemaakt. Ongetwijfeld zal van de melk van de 20 schapen ook  kaas gemaakt zijn. De melkkelder met kaasmakerij was vroeger het domein van de boerin. Het is wel zeker dat daar op het Feenstra huis in die tijd door het personeel  heel veel handwerk is verzet, zowel in de kaasmakerij als op het bedrijf om voer te winnen, hooi binnen te halen, mest uitrijden, sloten hekkelen enz. De aanwezigheid van zes paarden is daar ook een bewijs van.

Bij een boelgoed “ten sterfhuize van“ werd ook altijd het  meubilair verkocht, tafels, stoelen, kabinetten, secretaires, klokken, beddegoed enz enz Paartjes die gingen trouwen bezochten vaak deze boelgoeden om te proberen zo goedkoop mogelijk meubilair te kopen. De verkoop ging bij opbod onder leiding van een notaris. Alles wat ter verkoop werd aangeboden was genummer  waarbij een oproeper de nummers noemde, omschreef waar het omging en biedingen vroeg en het hoogste bod met een hamer slag bevestigde. De laatste zin in de advertentie dat er in het boelhuis stalling was, geeft aan dat degenen die met de chais of tilbury kwamen, hun paarden daar konden stallen. De meeste mensen zullen echter lopend gearriveerd zijn.

Familie de Roos.

De verkoop van vee en landbouw gereedschappen  vond meestal plaats wanneer de boer er mee op hield. Hier is overlijden  de reden. In de advertentie is vermeld: Ten sterfhuize van Folkert Jacob de Roos. Hij kwam uit Rinsumageest en was geboren in het jaar 1813 en overleed in 1887.Hij werd boer op deze boerderij in het jaar 1852. Hij trouwde toen met de wed. Boersma-Jensma die daar woonde. Trijntje Cornelis Jensma  was in 1841 gehuwd  met Bokke Jans Boersma. Hij is echter overleden in 1850. Zij hadden vier kinderen waarover Folkert de Roos stiefvader en mede voogd werd. Zij werden later voorkinderen genoemd. Hij en zijn vrouw Trijntje kregen samen nog vijf kinderen waaronder drie jongens.  Het was natuurlijk onmogelijk om de jongens uit zowel het eerste en als het tweede  huwelijk allen boer te laten worden, daarom emigreerden meerdere leden van het gezin, zowel Boersma’s als de Roos naar Verenigde Staten van Amerika. De jongste zoon , Gerlof de Roos b.v. geboren in 1860 verliet Hogebeintum in het jaar van het boelgoed en emigreerde naar Running Water South Dakota in 1894.  Van de Boersma’s in het gezin emigreerden ook enkelen die ook in South Dakota terecht kwamen in  Springfield. Hier een prachtige klassieke foto van het gezin van Gerlof de Roos.

 boelgoed4

Gerlof de Roos en zijn vrouw Taetske Piers Rijpstra en hun kinderen.

boelgoed5
Op deze foto staan ze voor hun huis in South Dakota.

Dat de boerderij niet door de familie de Roos werd voortgezet zal te maken hebben met de zware landbouwkrisis die in de tachtiger jaren van de negentiende eeuw heerste. Veel boeren gingen failliet en moesten hun boerderij verlaten, emigreerden, werden arbeider of  ook wel kastelein. De familie van der Woude werd de opvolger op de boerderij, te weten drie generaties, eerst Sijmen P. van der Woude, daarna zoon Wietse S. van der Woude en vervolgens zoon Rindert W. van der Woude. De boerderij wordt nu bewoond door Willem en Neeltje van der Woude. Er is geen bedrijfsvoering meer.


December 2017 JOHANNES VAN DIJK

Bron: Advertentie, Leeuwarder Courant 1887, foto boerderij: J. van Dijk, schets Hogebeintemermieden J. van Dijk,  foto’s fam.de Roos: Joh. Boersma, Tekening  Feenstra huis   Rein Halbersma.

 boelgoed6

Feeenstra huis op de Hogebeintemermieden. Tekening Rein Halbersma

Algemeen