Skip to main content
Heeft u vragen, opmerkingen, ideeën of suggesties? Stuur ons een e-mail via info@ferwertonline.nl

Achter Brouwers 32

It Wymstrahûs

Huisnummer in de eerste dorpsnummering: 118
Kadastraal nummer in 1832: A 462

In de achttiende eeuw behoorde ook dit huis aan de rijke familie Wijmstra die ook het hiervoor beschreven huis in eigendom had. Zij hebben het huis gekocht rond 1745 van Liubbe Wytzes die in de belastingcohieren een welgesteld boer genoemd werd. Het huis is nieuw gebouwd rond het jaar 1772.

In het testament van Foppe Jorrits Wijmstra en Taekeltje Lieuwes van dat jaar wordt namelijk vermeld “ons nieuwgeboude huys in den dorpe Ferwerd door ons selve bewoond”.

Men kan aannemen dat het deel van de aanwezige zijmuur, wat bestaat uit gele steentjes nog van die datum is. In de kohieren is altijd sprake van huis en hof. De waarde van het huis werd in het begin 1800 geschat op duizend gulden. Dat was twee keer zo hoog als de prijs van een normaal huis. Het moet dan ook een prachtig huis geweest zijn, gebouwd op goede stand. Bij de verdeling van de Wijmstra goederen in het jaar 1828 vererfde het naastgelegen huis naar de fam Looxma. Dit huis nummer 118 vererfde aan een andere erfgename: Mayke Tania Wijmstra Feenstra.

De moeder van deze vrouw droeg ook de naam Mayke en was een dochter van bovengenoemde Foppe Jorrits Wijmstra en Taekeltje Lieuwes. Laatstgenoemde Mayke was gehuwd met de procureur Dirk Veenstra. Dit huwelijk, evenals het huwelijk van haar zuster Naents Wijmstra met Jan van der Meij, was niet acceptabel voor de ouders. Zo schreven Foppe Jorrits en Taekeltje Lieuwes in hun testament: “Vemits sulx absoluut tegen ons sin is” werden zij ten dele onterfd of anders gezegd, kregen de andere dochters meer privileges!

 

Zo erfde de dochter van Mayke Wijmstra dit huis. Deze dochter Mayke leefde van 1775 tot 1850. Zij noemde zichzelf Jonkvrouw Mayke Tania Wijmstra van Radbodus Roula Veenstra. Ze is begraven op het kerkhof van Zandhuizen bij Oostermeer. Het huis is altijd verhuurd geweest. Na de familie Wijmstra zijn er vele andere eigenaren geweest.

In de negentiende eeuw is het een gardeniershuis geworden waar jarenlang Sijbe S. Bosch woonde met zijn gezin.

Later had hij ook een winkel want in 1870 wordt hij winkelier genoemd. Na 1870 is er een bakkerij in gevestigd door Hendrik Vellema, een doopsgezinde bakker uit Holwerd. Nadien is het altijd een bakkerij gebleven. Na de oorlog was het Frits Dijkstra die hier bakker was. Toen in de zeventiger jaren de bakkerij werd opgeheven zoals met zoveel bakkers toen het geval was, kocht H. Zijlstra het pand en werden bakkerij en winkel een woonhuis. Het huis wordt nu bewoond door de familie R. van der Meer.

Achter Brouwers

Lees verder

Achter Brouwers 34

It Bakkershûs earder it Winkelmanshûs

Huisnummer in de eerste dorpsnummering: 117
Kadastraal nummer in 1832: A 461

In de achttiende eeuw had het huis, wat toen op de hoek van de Haven (nu Havenstraat) stond, een tweetal bewoners. Op de hoek woonde toen een “gemeen coopvrouw” (gemeen is gewoon) Doetje Hillen genaamd. Als naastligger wordt “de vaart ten oosten” genoemd. De vaart, later Haven genoemd, liep tot deze hoek en de turfschepen konden hier zo aanmeren en de twee bakkerijen die vroeger hier recht tegenover dit pand stonden, van turf voorzien. Naast Doetje Hillen woonde er in de achttiende eeuw vele jaren lang, een zekere Yde Jans die snikschipper van beroep was.

Rond het jaar 1795 komt het huis in handen van een man die zich koopman noemde: Pieter Botes geheten. Bij de naamsaanneming in 1811 nam hij de achternaam Tadema aan. Pieter Botes Tadema was op veel publieke verkopingen aanwezig en was dus ook “strijkgeldschrijver”.

Hij was naast koopman ook winkelier en had in dit huis zijn winkel.

Zijn zoon Klaas Pieters Tadema nam de winkel over maar werd in het jaar 1870 ook bakker van beroep genoemd.

Wanneer men dan de winkel binnenkwam werden aan de ene kant de kruidenierswaren verkocht en aan de andere kant het brood.

De enige dochter van Tadema, Maria, trouwde in 1893 met een broodbakker uit Marrum, Hendrik Link genaamd.

Hij was een zoon van Koenraad Link die in het jaar 1880 in Marrum een eigen bakkerij was begonnen. Het familiebedrijf bestaat dus honderdendertig jaar. In het jaar 1899 nam Hendrik Link de winkel en bakkerij over van zijn schoonvader Tadema, en zo is hier al meer dan honderdentien jaar Link’s Bakkerij gevestigd. Het assortiment kruidenierswaren was inmiddels uit de winkel verdwenen en men legde zich geheel toe op het bakken van brood, koek en banket. Er is veel verbouwd en geïnvesteerd in winkel en bakkerij, men sloot zich aan bij het “Echte Bakkersgilde” en er werden op vakwedstrijden vele prijzen gewonnen. Het is de enige overgebleven warme bakker van de acht bakkers die er na de tweede wereldoorlog nog waren in het dorp. In de loop der jaren vier generaties Link: Hendrik Link, Klaas Link, Hendrik Link en Klaas Link. 

Achter Brouwers

Lees verder

De Brouwershof

Foto anno 2022

Tegenover de huizen Achter Brouwers met de nummers 30, 32 en 34 ligt de Brouwershof.

Zoals de foto’s laten zien is op dit nu groene plekje, oorspronkelijk bebouwing aanwezig geweest. In de zeventiger jaren van de vorige eeuw is alles weggebroken en is deze plek ingericht met een bankje, met parkeerplaatsen en een pomp die oorspronkelijk op de Havenstraat stond.

De plattegrond van de eerste kadastrale kaart uit het jaar 1832 laat zien hoe de bebouwing toen was.

In dat genoemde jaar 1832 werden de eigenaren van de huizen in de Brouwershof als volgt weergegeven:

  • Wed. Tjalling Douwes Buursma Linnen en wolnaaister
  • Marten Pieters Zwart schoenmaker
  • Wed. Sake Jacobs Braak Landbouwersche
  • Sijtse Harmens Hamstra Mr Grofsmid
  • De Armvoogdij
  • De Diakonie
  • Douwe Tjisses de Walle Guardenier
  • Sjouke Sijtses Bosch Roeper.

Aan de andere kant van Achter Brouwers op de hoek met de Haven stond, zoals de plattegrond laat zien ook een groot pand wat oorspronkelijk een bakkerij was.

Dit pand stond recht tegenover de huidige bakkerij Link. De bakker die hier in het begin van de negentiende eeuw woonde heette Evert Jetzes Bos. Toen Bos met broodbakken gestopt was verhuurde hij delen van zijn bakkerij aan de Armvoogden. Evert Bos was een welbegoedigd man. Toen hij overleden was werd door notaris Albarda een advertentie in de Leeuwarder Courant geplaatst waarin vermeld werd dat op 26 januari en 9 februari 1822 bij de kasteleins resp. Wierda en Papma verkocht zou worden: “Eene brave en sterke huizinge met erve cum annexis staande en gelegen bij de Vaart op het best van den dorpe Ferwerd, waarin bevorens gedurende een reeks van jaren met bijzonder succes eene bakkerij is gedreven den 12 mei 1822 vrij te aanvaarden met der dood ontruimd en nagelaten door wijlen Evert Jetzes Bos, gewoond hebbende te Ferwerd.”

Dit gebouw, wat al voor een deel gehuurd werd door de Armvoogden is later Armhuis geworden. In het jaar 1830 woonden 24 personen in het huis zowel ouderen, jongeren en kinderen. Alle jongeren en ouderen werden omschreven als zijnde zonder beroep, zij hadden dus geen werk.

In de negentiende eeuw waren er perioden waarin grote armoede heerste. Zo had de

Diaconie er ook een woninkje in bezit. Het oude Armhuis is later afgebroken en op de plek is toen een nieuw Armhuis gebouwd. Na de oorlog werd ook dit gebouw niet meer voor dit doel gebruikt.

Het werd onder andere verhuurd aan Heintsje Brandsma voor opslag van zijn winkelvoorraden. Later is het ook gebruikt als woning door o.a. de families A. Riewald en A.Struiksma. Douwe Brandsma heeft ook zijn drukkerij in het pand gehad.

In het pand op de hoek woonde dus in het begin van de negentiende eeuw de schoenmaker Marten Pieters Zwart geheten. Daarnaast was een groot pand aan de kant van de Hogeburen wat één van de oudste smederijen was van het dorp. Hier woonde toen de Mr Grofsmid Sijtse Harmens Hamstra. In het jaar 1833 werd de smederij verkocht. Het pand werd in de Leeuwarder Courant omschreven als een “huizinge en grofsmederij no 97 bestaande uit een ruime winkel, en noodstal binnenshuis, voorkamer, gang, achterkamer, achterhuis, plaats. Bleek, put, bak en verdere geriefelijkheden.” Het pand was verhuurd voor 130 guldens per jaar.

De Hamstra’s waren een bekende familie in Ferwerd. (zie inleiding) De vader Harmnen Sijtzes Hamstra was toen paardendokter van beroep in Ferwerd. De zoon Pieter Sijtzes Hamstra was later smid op de Lytsebuorren.

In de jaren 1940/1950 woonden in de Brouwershof de volgende personen:

  • In het voormalig Armhuis: familie A. Riewald.
  • Daarnaast in het huis gebouwd met rode steen: Klaske Kroes.
  • Dan dorpsomroeper Reinder Vlaskamp.
  • Om it hoekje familie Postma.
  • Dan kwam Johannes Hansma.
  • Vervolgens op de hoek de oude smederij later de winkel fan de Wed. D. Hansma.
  • Dan woonden Saakje en Japke Folkertsma, later woonde daar Harm de Ruiter en nog later Wytse de Ruiter.
  • Kapper Andringa later kapper S. de Boer en nog later werd het pand gebruikt als toonzaal van firma Jellema.
  • Op het hoekje woonden Kees en Neel Dekker Sebastiana.
  • Daarnaast stond het Diaconiehuis waar Willem en Tet Riemersma woonden en later mevrouw Damstra. In de zestiger jaren werd het niet meer bewoond en was het autogarage van B. van der Werff.

 

Van Kees Dekker Sebastiana is een volksrijmpje bekend wat als volgt luidde:

               Op de hoek van de haven

               Woonden Kees Dekker en Neel

               En zij hadden een hondje tesamen

               En dat ziet er wat scheel

 

In de volksmond werd de laatste zin vaak veranderd in

En het skyt er wat geel!

Achter Brouwers

Lees verder

Hegebuorren 5

It Skroarshûs letter it Wevershûs

Huisnummer in de eerste dorpsnummering: 13
Kadastraal nummer in 1832: A 549 Boomgaard A 550 huis en erf

Foto anno 2022

In de achttiende eeuw konden de Ferwerders hier hun kleren laten maken. Tussen 1718 en 1768 woonde in dit pand de kleermaker Pijter Wijbes. Hij was er vijftig jaar kleermaker.

In de dorpsnummering van het jaar 1811 kwam het huis voor onder nummer 13. Achter was een gras- en bleekveld dat tot aan het kerkhof liep.

In de negentiende eeuw woonde in dit huis jarenlang de familie Van der Wal die de naam aangenomen hebben omdat zij oorspronkelijk aan de Haven, of anders gezegd, aan de Wal woonden in Ferwerd. De meeste Ferwerders met de naam van der Wal stammen af van deze familie. Hun voorouders waren in de achttiende eeuw wevers.

In 1796 was het Dirk Jans van der Wal die hier wever was. Zijn zoon Watse Dirks van der Wal was later winkelier op het Vrijhof.

Voor en na de oorlog werd het vaak tijdelijk bewoond door pasgetrouwde echtparen waarvoor geen huis beschikbaar was of wiens toekomstige huis nog niet gereed was.

Op het Vrijhof en Hogeburen woonden naast neringdoenden toen ook vaak beambten of commiezen. In dit huis bijvoorbeeld woonde rond het jaar 1850 het gezin van de heer Albe Johannes Halbesma die deurwaarder was bij de Arrondissementsrechtbank te Leeuwarden.

Later in het jaar 1870 woonde hier een uurwerkmaker Jan Feddes de Vries geheten.

Aan het einde van de negentiende eeuw is er een kruidenierswinkel gevestigd. In 1920 is het pand verkocht door de weduwe Miedema, Rika Bits geheten en winkelierster van beroep was. Zij verkocht het huis aan Pier Everts Tilma. Het is toen omschreven als “een huizinge met erf aan de Voorstraat te Ferwerd benevens afzonderlijke bleek aan het kerkhofspad”.

Op deze bleek is ooit tegen de achtermuur van het huis van de buurman op Vrijhof 10 een klein huisje gebouwd. Er zaten kleine ramen in en er kwam weinig zon binnen. De bewoner was gerechtigd een voetpad aan te houden naar het kerkhofpad. Het huisje was dus vanaf dit pad te bereiken. De huurder mocht een privaat houden op de bleek en water putten uit de put aldaar aanwezig. De familie Tilma heeft in 1935 dit huisje er weer bij gekocht.

Voor en na de oorlog werd het vaak tijdelijk bewoond door pasgetrouwde echtparen waarvoor geen huis beschikbaar was of wiens toekomstige huis nog niet gereed was. Later werd het gebruikt als hok. Waarschijnlijk zal het in de zestiger jaren onbewoonbaar verklaard zijn. In de zeventiger jaren is het afgebroken.

De dochter van Pier Tilma, Aaltje Tilma woonde vele jaren in deze huizinge Hegebuorren 5. In het jaar 1970 is het verkocht aan de familie O. Oevering die het in 1977 weer verkocht. Toen werd er een fysiotherapiepraktijk in gevestigd.

Meer geschiedenis

Hoofdstraat (Hegebuorren)

Lees verder

Hegebuorren 9

It Weinmakkershûs

Huisnummer in de eerste dorpsnummering: 14
Kadastraal nummer in 1832: A 548 huis en erf A 547 boomgaard

Foto anno 2023

Het huis heeft een vernieuwde voorgevel maar delen van de zijmuren zijn zeventiende en achttiende eeuws. Zoals ook bij de andere huizen was achter dit huis een boomgaard die tot aan het kerkhof liep.

In het begin van de achttiende eeuw was in dit pand een smederij gevestigd. Toen woonde hier Rommert Sijmens Mr Smid. In het belastingcohier van 1749 wordt hij zo genoemd en erbij vermeld dat hij een redelijk bestaan had. Hij woonde hier al in het jaar 1718. Later woonde zijn zoon Sijmen Rommerts hier.

Eind achttiende eeuw werd het wagenmakerij en werd dit beroep hier uitgeoefend door Andries Folkerts. Zijn zoon Folkert Andries Vellinga heeft het beroep voortgezet.

Het huis kwam voor in het begin van de negentiende eeuw als huisnummer 14 in de dorpsnummering. In het jaar 1822 is Vellinga overleden en werd alles ter verkoop aangeboden, en als volgt in de Leeuwarder Courant omschreven: “een brave en sterke huizinge en wagenmakerij bestaande in een voorhuis, voor en achterkamer, ruime winkel, bleek, hof, erve en verder aanbehoren staande aan de Voorstraat in het gebuurte van Ferwerd zijnde de eenige wagenmakerij aldaar, waarin dat bedrijf zedert lang met succes is gedreven”.

De familie Postma heeft hier meer dan honderd jaar dit beroep hier uitgeoefend. 

Ook vermeldt de Leeuwarder Courant in een advertentie dat “ten sterfhuize van Folkert Vellinga alle gereedschappen van de wagenmakerij zullen worden aangeboden, alsmeede 50 ijperen stammen, 25 dissels, een menigte nieuwe ploegdissels, eggebalken enz enz.”

Vervolgens kwam een Leeuwarder wagenmaker in Ferwerd: Johannes Wytzes Pama de Boer. Rond 1835 is wagenmaker Jan Renzes Postma (1802-1887) uit Kollum eigenaar geworden. Hij was gehuwd met Roelofke van Kammen. Zij hadden vijf kinderen waarvan zoon Renze Jans Postma (1837 -1914) het beroep van wagenmaker heeft voortgezet. Diens opvolger was weer zoon Djoerd Renzes Postma (1884-1960). De familie Postma heeft hier meer dan honderd jaar dit beroep hier uitgeoefend. Toen in de vijftiger jaren van de twintigste eeuw de fabrieksmatige productie op gang kwam van platte boerenwagens met ijzeren frames en luchtbanden, verdwenen langzaam de houten boerenwagens met houten wielen met ijzeren hoep uit het dorp en konden de wagenmakers geen droog brood meer verdienen. Zo heeft de tijd een einde gemaakt aan dit bijzondere beroep. Djoerd Renzes Postma was dan ook de laatste wagenmaker in dit pand. Hij heeft zijn beroep uitgeoefend tot het jaar 1959. 

Meer geschiedenis

Hoofdstraat (Hegebuorren)

Lees verder

Hegebuorren 11

De Grôtmakkerij

Huisnummer in de eerste dorpsnummering: 15
Kadastraal nummer in 1832: A 545 huis en erf

Foto anno 2022

In het jaar 1687 werd al een gortmaker op de Hogeburen genoemd, het is Bokke Folkerts die dit beroep uitoefende en waarschijnlijk ook hier gewoond heeft.

In de achttiende eeuw werd de Ferwerder gortmakerij gedreven o.a. door een zekere Hendrik Wijbes en later door de koopman en gortmaker Pier Watzes. Pier Watzes, gedoopt te Ferwerd in het jaar 1743 was een zoon van Watse Piers en Saapke Pieters. Deze familie nam bij de naamsaanneming in het jaar 1811 de naam Hoogland aan.

Zijn zoon Jarig Piers die ook koopman en gortmaker werd, nam echter in 1811 niet de naam Hoogland aan, maar ontleende zijn achternaam aan het dorp waar hij woonde: Ferwerda. Pier Watzes en zijn zoon Jarich Piers Ferwerda zijn hier jarenlang gortmaker en koopman geweest. Eerstgenoemde woonde er al in het jaar 1778.

Pier Watzes zal waarschijnlijk ook dit huis gebouwd of verbouwd hebben want het jaartal 1783 stond op de zijmuur boven bij de schoorsteen.

Het eten van meelkost was in die tijd heel gebruikelijk. Het eten van aardappelen was toen nog lang niet zo ingeburgerd als in latere tijden. In de achttiende eeuw bloeiden de gortmakerijen dan ook in Ferwerderadeels dorpen. Ook in de negentiende eeuw, wanneer de aardappeloogst mislukte door ziekten in het gewas, viel men altijd weer terug op meelkost.

In het jaar 1832 werd de Gortmakerij publiekelijk verkocht en als volgt omschreven: “een tot velerlei bedrijven geschikte huizinge nr 15, bestaande in een groot voorhuis, voor, midden en achterkamer, en ruim Gorthuis waarin vroeger met succes eene Gortmakerij is gedreven”.

Verkopersche is de weduwe Jarig Piers Ferwerda, Klaaske Pieters geheten.

Het pand is toen verkocht aan Albert Louws de Vries, een chichoreifabriqeur die er met zijn gezin woonde. In het jaar 1854 werd het pand opnieuw ter verkoop aangeboden en omschreven als een “hechte en ruime Koopmanshuizinge tot vele affaires geschikt met pakhuis en ruim achterhuis (voormalige gortmakerij)”. De gortmakerij was dus toen al lang buiten gebruik. Rond 1870/1880 woonden er vier gezinnen in het huis. Achter waren kamers gemaakt. Gardenier Andries Heins Hijma woonde er met zijn vrouw en zes kinderen, Hendrik Jan Tepper met vrouw en zeven kinderen en Klaas Havinga met zijn vrouw Trijntje Wijnstok. Achter woonde nog een smidsknecht.

Het huis is later voor veel doeleinden gebruikt. Er is winkelnering in geweest en ook was er het postkantoor in gevestigd (familie Meester) zoals oude foto’s laten zien. In de twintigste eeuw was het lange tijd opgesplitst in twee gedeelten en woonden er altijd twee gezinnen.

Meer geschiedenis

Hoofdstraat (Hegebuorren)

Lees verder