Skip to main content
Heeft u vragen, opmerkingen, ideeën of suggesties? Stuur ons een e-mail via info@ferwertonline.nl

Hegebuorren 14

Hegebuorren 14

It Doktershûs

Huisnummer in de eerste dorpsnummering: 137
Kadastraal nummer in 1832:  A 501 huis en erf

Foto van de Hegebuorren 14 anno 2023

In het jaar 1718 was de naaste buurman, de brouwer Jasper Tjisses eigenaar van dit huis.

Midden achttiende eeuw is het huis in eigendom geweest bij een zekere Philippus Meinderts. Later (1768) is Trijntje Philippus eigenaresse.

Eind achttiende eeuw hadden Otte Meinderts en Tjitske Fransen Papma het in eigendom, verhuurden het en gebruikten het later zelf. Otte Meinderts was winkelier in het hiervoor genoemde naastgelegen huis en zal in dit huis nr. 137 gewoond hebben.

Begin negentiende eeuw is de chirurgijn Ulbe Noordenbosch eigenaar. Jacob Frederik Gillis zoon van de Blijaer heel- en vroedmeester Frederik Gillis, is hem als vroedmeester opgevolgd. Hij woonde recht tegenover de andere heel- en vroedmeester Rienk Jans van der Leij. 

Ferwerd had dus toen twee heel- en vroedmeesters

Later woonde in nr 137 de Ferwerder “agent van policie”, Gerben Aedes Broekens en de belastingontvanger Wiesenhahn. Aan het einde van de negentiende eeuw is het een tijd eigendom van de Ferwerder landbouwer Rintje Dirks Hartmans die er met zijn vrouw Boukje Scheltes Bouma woonde. Ook verhuurde Hartmans later het huis.

In het jaar 1902 wordt het weer een doktershûs want de gemeentelijk geneesheer Gerrit H. Geel kwam hier te wonen. Genoemd kan nog worden dat Dokter Geel de tweede persoon was in Ferwerd die een auto aanschafte. Het kenteken was B -1206 en het jaar van afgifte was 1914. De eerste die in Ferwerd een auto aanschafte was de dierenartsarts Rienk Johannes Feddema.

Van der Leij overleed in het jaar 1846 en Gillis in 1847. Voor deze heren kwamen in de plaats de geneeskundigen Sibrand Petrus Martens en Wilhelm Bonno Adolf Thoden van Velzen. De eerste vestigde zich in het huis hiernaast nr 138 (Folkertsmahuis) en noemde zich genees- en heelmeester. Hij kon dit huis niet betrekken want de weduwe Gillis bleef hier wonen en begon een kruidenierswinkeltje.

Enkele huizen verder vestigde zich de genees- en verloskundige Thoden van Velzen naast zijn broer de predikant Thoden van Velzen. (zie Hegebuorren 2)

Gerrit Herman Geel was hier arts tot het jaar 1926. Hij werd opgevolgd door Klaas M. Bergsma die hier woonde en zijn praktijk uitgeoefend heeft tot 1936. In genoemd jaar 1936 verhuisde hij naar zijn nieuwgebouwde huis nu Hogebeintumerweg 10. In 1935 gaat het huis in eigendom over naar de heer K. van der Wal. Hij woonde er lange tijd zelf en later woonden zijn dochters er. Het huis is tot het jaar 2003 in eigendom gebleven bij de Van der Wal familie. Toen is het verkocht aan de huidige bewoner H. Fennema. Opvallend is dat er nog altijd tanden achter in de tuin gevonden worden. Vaak is zichtbaar aan deze relikwieën dat het een goede zaak geweest is dat ze getrokken werden door de heren heel- en vroedmeesters.

Meer geschiedenis

Hegebuorren 16

Hegebuorren 16 | nu Hoofdstraat 16

De âlde Brouwerij letter de Branderij

Huisnummer in de eerste dorpsnummering: 136
Kadastraal nummer in 1832: A 502 huis en erf

Foto anno 2024

De brouwerij wordt al genoemd in het jaar 1718.

De hiervoor genoemde Jasper Tjisses was toen eigenaar en gebruiker van de huijsinge en brouwerij. Tevens is hij “bruiker van de hovinge van de heer Grietman J. G. van Burmania”. Dit zal één van de hoven van Herjuwsma State geweest zijn.

In de hele achttiende eeuw is het gebruik van deze hovinge aangegeven bij de brouwerij. Tevens was de brouwer verplicht aan grondpacht ieder jaar twaalf goudguldens te betalen aan de adellijke van Burmania’s op Herjuwsma state.


Het pand heeft verschillende namen gehad, waaronder:

''Het wapen van Parijs''. 


Het pand kreeg toen ook een functie als herberg en werd door hen het “Het Wapen van Parijs” genoemd.

De naam zal als tegenhanger van de concurrent, het “Wapen van Ferwerderadeel” bedoeld zijn. De Leeuwarder Courant bevestigde de naam, want in het jaar 1802 werd in een advertentie vermeld dat er “negen pondematen costelijk greidland” aan de Hogebeintumervaart verkocht zouden worden “bij provisionele en finale palmslag” op 22 november om s’ middags 3 uur bij Hilbrand van der Ploeg, castelein in het Wapen van Parijs”. In het jaar 1802 had Hilbrand Pieters van der Ploeg de jeneverstokerij en herberg overgenomen. Aan de voorzijde van het pand had hij een grote kamer of zaal voor bruiloften, partijen en publieke verkopingen. Van der Ploeg was succesvol want in het jaar 1818 werd er 6400 liter jenever geproduceerd. Er was een stookketel aanwezig van honderd liter en vier beslagbakken van totaal 1300 liter.

In het jaar 1822 is van der Ploeg overleden en werd het grote pand verkocht voor 2026 guldens wat een fors bedrag was vergeleken met de toen heersende huizenprijzen. Frederik Kloosterman werd eigenaar. Rond 1840 stopten de activiteiten en werden de ketels verkocht en werd in de voormalige stokerij een stal gemaakt voor vijf koeien.

Nadien is in het pand altijd een herberg/café gevestigd geweest.

Een bekende logementhouder aan het einde van de negentiende eeuw was Hendrik Folkerts Klazinga.

In 1738 wordt Taeke Jans eigenaar en gebruiker van “huisinge en brouwerij”, en in het jaar 1748 was Bauke Tietes hier bierbrouwer. Hij had er een redelijk bestaan zoals in het belastingcohier van 1749 vermeld wordt. Hij en zijn weduwe hebben hier jaren bier gebrouwen want zij worden als brouwers genoemd tot ongeveer 1780. Ook een dochter wordt genoemd, Tjitske Baukes geheten. Waarschijnlijk heeft haar moeder aan het Leempad (nu een gedeelte van de Stationsstraat) een huis gebouwd wat later in meerdere huisjes verdeeld is en na de Tweede Wereldoorlog het “Fokje Blokje” genoemd werd. Eind achttiende eeuw werd het een huis met hof genoemd met als eigenaresse Bauke Tietes weduwe, later Tjitske Baukes. Rond het jaar 1780 werd de brouwerij verkocht aan Johannes Herfst.

In het jaar 1793 heeft de huisvrouw van Johannes Herfst de “huisinge en brouwerije” weer verkocht aan Pieter Bokkes Mr Timmerman te Blija en aan Pieter en Cornelis Meinerts voor 800 guldens. Johannes Herfst huurde van de nieuwe eigenaren een kamer in het pand en werd van beroep rentenier genoemd.

Opvallend is daarbij dat de steeg aan de Westkant die nu al sinds lang dichtgemaakt is, toen open was. Eigenaren van beide huizen hadden het recht van een vrije in- en uitgang in die steeg. Een clausule in het verkoopcontract van 1793 was, dat de eigenaar van het huis aan de westkant de kamervensters in de brouwerij niet mocht dichtmaken, niet mocht verduisteren dus. Genoemde nieuwe eigenaren zullen de brouwerij omgebouwd hebben tot een jenever stokerij of branderij want in het jaar 1796 wordt Pieter Meinerts als stoker genoemd in het pand. Later wordt ook zijn broer Cornelis Meinerts als jeneverstoker vermeld.

Een volksverhaal uit de tijd dat er nog geen waterleiding was en het drinkwater uit de regenwaterbak gehaald werd: Bij het nachtwateren werd toen altijd een po gebruikt die onder het bed of in een kastje stond. Dochters van een logementhouder die hier gewoond heeft, hadden vaak geen zin om met de volle nachtspiegel naar beneden te gaan en ledigden dan de inhoud in de dakgoot van de buurman. Dat was gemakkelijker. De vraag was dan en hoe gaat het met de buurman? Nee, de buurman was nooit ziek!

Na de oorlog was Vonk caféhouder in het pand. Hij had een baard, een sik. Bekend was in het dorp dat hem vaak gevraagd werd: “Vonk lust je sik nog schillen?”

Later waren de Vroeg, van Dellen,Scheffer, Renema, Hiddinga er caféhouder en was intussen de naam van het café “Stap der ris yn” geworden. Na jaren te zijn gebruikt als kroeg staat het pand inmiddels bekend als 'De Kroon van Marijn'. 

Meer geschiedenis

Hegebuorren 6 en 8

Hegebuorren 6 en 8 | Hoofdstraat 6 en 8

Herberch het “Wapen van Ferwerderadeel”

Huisnummer in de eerste dorpsnummering: 139
Kadastraal nummer in 1832: A 499 huis en erf, A 498 tuin

De voormalige herberg bevat nu 2 woningen in het pand Hogeburen 8. Als een huis zou kunnen spreken, zou kunnen vertellen over zichzelf, dan zou het bij dit huis uitermate veel kunnen zijn. Tweehonderd jaar is het pand herberg geweest altijd met de naam: Het Wapen van Ferwerderadeel. In de kelders vinden we bouwsegmenten uit de Middeleeuwen. Hier begon in die Middeleeuwen de Hegebuorren, het was toen het eerste huis aan de zuidkant van de straat. Het pand bestaat dus nu uit twee woonhuizen. De vroeger zo in de omgeving bekende grote bovenzaal, waar de vele publieke verkopingen plaatsvonden is in tweeën geknipt.

Het wapen van Ferwerderadeel

De voormalige herberg bevat nu 2 woningen in het pand Hogeburen 8. De families Steegstra en van der Schaaf zijn de huidige bewoners. Als een huis zou kunnen spreken, zou kunnen vertellen over zichzelf, dan zou het bij dit huis uitermate veel kunnen zijn. Tweehonderd jaar is het pand herberg geweest altijd met de naam: Het Wapen van Ferwerderadeel. In de kelders vinden we bouwsegmenten uit de Middeleeuwen. Hier begon in die Middeleeuwen de Hegebuorren, het was toen het eerste huis aan de zuidkant van de straat. Het pand bestaat dus nu uit twee woonhuizen. De vroeger zo in de omgeving bekende grote bovenzaal, waar de vele publieke verkopingen plaatsvonden is in tweeën geknipt.

Bij tweehonderd jaar oude instituten zijn er altijd positieve en negatieve herinneringen.

Kasteleins die te goeder naam en faam bekend stonden waren bijvoorbeeld aan het einde van de negentiende eeuw, vader en zoon Terpstra en Anne Sytzes Wierda. Hij was zeer succesvol aan het begin van de negentiende eeuw. Echter bij de opvolger van Wierda, Elias P. Sikkema uit Bergum liep het niet goed en het “Het Wapen van Ferwerderadeel” moest vier jaar na aankoop in het jaar 1832 executoriaal verkocht worden waarbij de opbrengst meer dan de helft lager was dan waarvoor Sikkema de herberg had gekocht.

In de kelder zijn bouwsegementen uit de Middeleeuwen te vinden. Het was het eerste huis aan de zuikant van de straat. 

Zoals hier links vermeld konden in het jaar 1868 er een twintigtal paarden gestald worden Eerder in de negentiende eeuw waren dat er echter meer. De herberg werd immers veel bezocht door landbouwers die in hun rijtuigen naar het dorp kwamen om zaken met de timmerman, smid of wagenmaker te regelen. Bij deze herberg werden dan hun paarden en rijtuigen gestald en kocht men een “slokje”. Achter waren toen stallen aanwezig voor zeventig paarden. Vandaar ook de nu nog aanwezige bordjes aan de zijkant van de herberg met het verzoek “stapvoets rijden”. Boven in de grote zaal vonden vroeger veelvuldig publieke verkopingen van land en huizen plaats onder het beheer van een notaris en deurwaarder.

De publieke belangstelling bij deze verkopen was altijd groot en zal het toen ook achter in de stallen druk geweest zijn. Zeer veel volk was in Ferwerd op de been, op de tweede woensdag in de maand mei wanneer de Ferwerder koe- en paardenmarkt gehouden werd, die meestal gecombineerd werd met een harddraverij waarvoor, door de kastelein van Het Wapen vaak een zilveren zweep of zilveren tabaksdoos beschikbaar gesteld werd.

In het midden van de negentiende eeuw was naast het herberggebeuren, ook een bakkerij in het pand gevestigd. In 1842 bood de eigenaar Lammert Annes Bakker het gebouw aan met daarin een “neringrijke herberg Het Wapen van Ferwerderadeel benevens een goed beklante broodbakkerij”.

In die tijd werden beide ook wel verhuurd voor de termijn van vijf jaren.

Anne Sytses Wierda

Een andere bekende herbergier was zoals hierboven vermeld, Anne Sytses Wierda die in het begin van de negentiende eeuw hier “een zeer goed lopende affaire” had. Wierda had ook een hengstenhouderij in de stallen achter de herberg.

Hij adverteerde als volgt in de Leeuwarder Courant op 14 maart 1801:

“NB De castelein A.S. Wierda te Ferwerd maakt aan een ieder bekend dat hy houdt twee jonge dekhingsten, een zwarte met een bruine volgens de publicatie daar van en houdt zig gerecommendeerd in een ieders gunst”.

Hij verkocht in 1828 de herberg met zes kamers, een kelder, een wasch en mangelhuis, een wagenhuis met stalling voor zeventig paarden voor het toen kapitale bedrag van 6501 gulden.

Koper was Elias P. Sikkema van Bergum. Enkele jaren later probeerde Sikkema de Herberg weer te verkopen maar het toen gegeven bod van ruim 4000 gulden vond hij te laag en accepteerde het niet. Uiteindelijk volgde een executoriale verkoop door de procureur S.B. Stienstra op 28 juli, 11 augustus en 20 augustus 1832 ten laste van Rinse Hendriks Brouwer, tapper en winkelier in Bergum. De toen bekende strijkgeldschrijver Aise Kupers bood op de eerste veiling 2350 gulden maar op de laatste veiling kocht een broer van Elias Sikkema, Pieter Sikkema geheten, het pand voor 2855 gulden. De waarde was dus toen maar ruim 40 procent van het bedrag wat er vier jaar geleden door Elias Sikkema voor betaald was. Maar er kan ook een spel gespeeld zijn in het opzicht dat er verband bestond tussen de verkoopprijs en het bedrag wat Brouwer van Sikkema te vorderen had. De Sikkema’s bleven eerst herbergier maar hebben de zaak later verkocht aan bovengenoemde Lammerts Annes Bakker. Sikkema woonde later aan de Wide Stege en was toen koopman van beroep.

Geale Sytses en Trijntje Goffes

Voordat genoemde Anne Sytzes Wierda kastelein was, was lange tijd Trijntje Goffes casteleinske, zoals zij toen genoemd werd, in Het Wapen.

Wierda had de herberg van haar gekocht in 1799 toen zij enkele huizen verderop een winkel begon en winkeliersche werd en zij de herberg verkocht die als volgt omschreven werd: “voor weinige jaren vertimmerd, zeer neringrijk, grote bovenkamer, twee onderkamers, keukens, zeer plaisirig balcon, ruime paardestallen voor veertig paarden, schuur en agtererve met boomen en plantagie”.

Trijntje Goffes was de weduwe van Geale Sytses die daarvoor vele jaren herbergier geweest was. Toen in het jaar 1770 op 16 en 17 mei een belangrijk boelgoed te Ferwerd gehouden werd ten sterfhuize van wijlen de heer Grietman van Knijff, plaatste de kastelein Geale Sytses van Het Wapen van Ferwerderadeel een advertentie in de Leeuwarder Courant: “presenteert zyn dienst aan alle Heeren en Kooplieden, de kastelein Geale Sytses, om goed logement te geven voor een civile prys, recommandeert zig in een yders gunst”.

Toen dus had Het Wapen al een hotelfunctie. Tot nu toe is het eerste bericht waarin de naam Het Wapen van Ferwerderadeel voorkomt uit het jaar 1712. De herberg werd toen verkocht. Op 23 januari 1712 heeft Ate Anes voor het bedrag van 2585 caroliguldens de herberg Het Wapen van Ferwerderadeel gekocht van Freerk Rinses.

Het pand werd in 1832 verkocht voor 2855 gulden. 

IJsbrand en Tjibbe Terpstra

Om met de Terpstra’s te beginnen, zij kwamen in Ferwerd vanuit Stiens. IJsbrand Terpstra was daar herbergier en kocht Het Wapen van Ferwerderadeel in het jaar 1868. De herberg bestond toen uit een voorkamer, kelderkamer, bovenzaal, kelder. Stalling voor twintig paarden en twee regenwaterbakken met pomp. In 1870 woonde IJsbrand Terpstra er met zijn vrouw en acht kinderen. Tevens had Burgemeester J.J. Cannegieter er een kamer. Ook waren er vier woningen in het pand gesitueerd met nummers 139a t/m 139d waarvan één als winkel was ingericht. Deze woningen zullen alle éénkamerwoningen zijn geweest.

Tjibbe Terpstra, zoon en opvolger van kastelein Ysbrand Terpstra, wist de herberg bekendheid te geven door zijn schilder- en biljartkunst. Deze herbergier had een breiend meisje levensgroot op een schilderij bij de ingang geschilderd dat zo levensecht leek dat onbekenden bij binnenkomst haar goedemorgen wensten. Ook schilderde hij muntstukken op de dienbladen waarbij sommige herbergbezoekers dachten dat ze echt waren. Tevens was hij de biljartkunst zeer goed machtig en liet in de Leeuwarder Courant van 1 juli 1892 de volgende advertentie plaatsen:

“Ondergetekende logementhouder te Ferwerd, verklaart dat de heer Zandstra, biljartfabrikant te Leeuwarden bij hem heeft geplaatst: een biljart met glazen blad en Amerikaanse banden en een Carambole biljart met dito banden. Hij geeft gaarne hierbij de verklaring dat beide biljarts geheel voldoen aan de eischen des tijds en geeft genoemden fabrikant bij deze de volle vrijheid van deze verklaring gebruik te maken op een wijze zoals het hem het best voorkomt.

Terpstra IJzn.

Terpstra droeg in het jaar 1904 de herberg over aan Doekele Steensma en werd biljart-leraar in Leeuwarden en later in Den Haag. Daar gaf hij biljartles aan vele prominenten en werd zeer bekend. In het jaar 1927 had hij al 129 prijzen gewonnen en had 12 medailles in bezit, waarvan twee voor het “meesterschap van Nederland”.

De herbergactiviteiten zijn opgehouden rond 1920 toen door concurrentie de klandizie afnam en de toenmalige eigenaar/kastelein D. Steensma ook de kost verdiende als timmerman. Omdat het een groot pand is, is na het beëindigen van de herbergactiviteiten het gebouw in tweeën verdeeld door Steensma  In de ene helft woonde hijzelf en had er zijn timmerwinkel en de andere helft werd eerst verhuurd en later verkocht als woonhuis.

Meer geschiedenis

Hegebuorren 20

Hegebuorren 20

De Boumahearehuzinge

Huisnummer in de eerste dorpsnummering: 134
Kadastraal nummer in 1832: A 507 Achterste huis A 506

Foto anno 2023

Midden achttiende eeuw werd het huis wat op deze plaats stond, bewoond door een landbouwer Liubbe Wijtzes genaamd. Hij werd een welgesteld boer genoemd in de belastingcohieren van het jaar 1749. Daarna komt het huis in handen van een andere landbouwer die op de boerenplaats de Flappe had gewoond Bote Tjammes geheten.

Komt tegenwoordig de leeftijd van honderd jaar regelmatig voor, Bote Tjammes werd honderd en drie jaar en zevenendertig weken oud aldus de Leeuwarder Courant van 4 juli 1837. Hij is in de achttiende eeuw een grote uitzondering geweest.

In het jaar 1850 woonde er een timmerman Jacob Oedses Wallendal geheten.

Aan de achterkant woonde toen de weduwe Gelske Douwes de Walle met drie kinderen.

In het jaar 1857 is het huis nummer 134 verkocht aan Froukje Scheltes Bouma. De familie Bouma was sedert lange jaren eigenaar van het naastgelegen huis nummer 135 geweest. Schelte Cornelis Bouma woonde toen niet op één van zijn boerenplaatsen, op Feitsma sathe in het kleiland of op het Monnikhuis achter het kerkhof, maar hij woonde op nummer 135 met zijn zes kinderen en dienstbode Hijltje Hijma. Eén van zijn kinderen was Froukje Scheltes Bouma die dus in 1857 het naastgelegen huis gekocht heeft en er ook lange tijd zelf woonde. In de eerste zeventiger jaren van de negentiende eeuw werd het achterste deel regelmatig verhuurd onder andere aan de chirurgijn Sjoerd Wartena (zie Hegebuorren 2) en later aan Freerk Sijbes Bosch die wegwerker was.

Bote Tjammes was, toen hij 103 jaar oud was nog zeer sterk van lichaam en kon nog een uur wandelen. Hij had twee vrouwen gehad, had drie kinderen, zeven kindskinderen en negen kindskindskinderen. Hij overleed op 9 december 1777 aan verval van krachten.

Zijn schoondochter Trijntje Goffes die met haar man Geale Sytses vele jaren herbergiersche was geweest in Het Wapen van Ferwerderadeel te Ferwerd, begon een winkel in huis nummer 134 en heeft tot haar dood in 1819 de winkel “gedreven”. De winkel bevatte vele goederen want de publieke verkoop ervan door de notaris nam drie dagen in beslag.

Inmiddels was Age Looxma, olieslager van beroep met meerdere huizen in bezit in Ferwerd, ook eigenaar geworden van dit huis. Hij verhuurde het pand. Meestal woonden er twee families.

Het huidige herenhuis is door de Boumafamilie gebouwd in het jaar 1892. Door verkoop en vererving kwam in het in 1943 in handen van de stichting “Het Posthuma-Hartmans fonds”. Spoedig daarna is het gekocht door de heer Mintje Witteveen. De familie Witteveen heeft er vele jaren gewoond. In 1965 werd het huis onderhands verkocht aan Sijmen en Jantje Bouma. Zoon Minne Bouma en zijn vrouw Klaske zijn nu eigenaar. De naam Boumahûs is zeer toepasselijk daar de naam refereert aan twee families Bouma.

Meer geschiedenis

Hegebuorren 24

Hegebuorren 24

De Slachterij letter it Bakkershûs

Huisnummer in de eerste dorpsnummering: 132
Kadastraal nummer in 1832: A 508

Foto anno 2022

In de huizen die op deze plaats gestaan hebben, en het nu aanwezige huis, zijn in de loop van de eeuwen vele beroepen uitgeoefend. In de achttiende eeuw woonde hier een wolkammer, daarna een glazenmaker,een baardscheerder, een slager, dan lange tijden een bakkerij, dan weer een slagerij en zelfs was er later een kaasmakerij in het huis.

In het jaar 1748 woonde hier een zekere Claas Arents, hij was van beroep wolkammer, was eigenaar van het huis en had een goed bestaan. Hij is er vele jaren wolkammer geweest. Hij werd opgevolgd door Monte Hoites Boersma, die er ook lang gewoond heeft. Hij was van beroep glazenmaker.

Rond 1825 kwam Douwe Tjallings Buursma er te wonen. Hij was baardscheerder van beroep. Zijn zoon Tjalling Douwes Buursma was er later vele jaren slager en had ook een stalling voor vee in het pand. In het jaar 1858 is hij overleden en werd het huis verkocht. Het werd in de Leeuwarder Courant omschreven als “huizinge nr 132 en buithuis, staande zeer ter nering op het best gedeelte aan de Voorstraat te Ferwerd”.

Het huis van een wolkammer, een glazenmaker, een baardscheerder, een slager, een bakker en daarna een kaasmaker.

Eind 19e eeuw is een bakkerij in het pand gevestigd. Het was Pieter Meinderts Tadema gehuwd met Geeske Harmens Beute die hier in het jaar 1870 broodbakker van beroep was. In de twintigste eeuw zetten families Feitsma, Kits, van der Meer en Wouda de bakkerstraditie voort waarna in de tachtiger jaren van de twintigste eeuw er weer een slagerij in gevestigd werd. Toen slager Grijpstra met de slagerij ophield kwam er een Griekse ondernemer die er een kaasmakerij van geitenkaas in begon. In de huidige eeuw heeft het pand een aantal jaren gediend als verkooppunt van parket.

Het huis heeft van 2020 tot 2024 gediend als het 'Meitinkhûs'. Het plaatselijke dorpsbelang DBFH had het huis hiervoor gehuurd. 

Meer geschiedenis

Hegebuorren 5

Hegebuorren 5

It Skroarshûs letter it Wevershûs

Huisnummer in de eerste dorpsnummering: 13
Kadastraal nummer in 1832: A 549 Boomgaard A 550 huis en erf

Foto anno 2022

In de achttiende eeuw konden de Ferwerders hier hun kleren laten maken. Tussen 1718 en 1768 woonde in dit pand de kleermaker Pijter Wijbes. Hij was er vijftig jaar kleermaker.

In de dorpsnummering van het jaar 1811 kwam het huis voor onder nummer 13. Achter was een gras- en bleekveld dat tot aan het kerkhof liep.

In de negentiende eeuw woonde in dit huis jarenlang de familie Van der Wal die de naam aangenomen hebben omdat zij oorspronkelijk aan de Haven, of anders gezegd, aan de Wal woonden in Ferwerd. De meeste Ferwerders met de naam van der Wal stammen af van deze familie. Hun voorouders waren in de achttiende eeuw wevers.

In 1796 was het Dirk Jans van der Wal die hier wever was. Zijn zoon Watse Dirks van der Wal was later winkelier op het Vrijhof.

Voor en na de oorlog werd het vaak tijdelijk bewoond door pasgetrouwde echtparen waarvoor geen huis beschikbaar was of wiens toekomstige huis nog niet gereed was.

Op het Vrijhof en Hogeburen woonden naast neringdoenden toen ook vaak beambten of commiezen. In dit huis bijvoorbeeld woonde rond het jaar 1850 het gezin van de heer Albe Johannes Halbesma die deurwaarder was bij de Arrondissementsrechtbank te Leeuwarden.

Later in het jaar 1870 woonde hier een uurwerkmaker Jan Feddes de Vries geheten.

Aan het einde van de negentiende eeuw is er een kruidenierswinkel gevestigd. In 1920 is het pand verkocht door de weduwe Miedema, Rika Bits geheten en winkelierster van beroep was. Zij verkocht het huis aan Pier Everts Tilma. Het is toen omschreven als “een huizinge met erf aan de Voorstraat te Ferwerd benevens afzonderlijke bleek aan het kerkhofspad”.

Op deze bleek is ooit tegen de achtermuur van het huis van de buurman op Vrijhof 10 een klein huisje gebouwd. Er zaten kleine ramen in en er kwam weinig zon binnen. De bewoner was gerechtigd een voetpad aan te houden naar het kerkhofpad. Het huisje was dus vanaf dit pad te bereiken. De huurder mocht een privaat houden op de bleek en water putten uit de put aldaar aanwezig. De familie Tilma heeft in 1935 dit huisje er weer bij gekocht.

Voor en na de oorlog werd het vaak tijdelijk bewoond door pasgetrouwde echtparen waarvoor geen huis beschikbaar was of wiens toekomstige huis nog niet gereed was. Later werd het gebruikt als hok. Waarschijnlijk zal het in de zestiger jaren onbewoonbaar verklaard zijn. In de zeventiger jaren is het afgebroken.

De dochter van Pier Tilma, Aaltje Tilma woonde vele jaren in deze huizinge Hegebuorren 5. In het jaar 1970 is het verkocht aan de familie O. Oevering die het in 1977 weer verkocht. Toen werd er een fysiotherapiepraktijk in gevestigd.

Meer geschiedenis

Hegebuorren 9

Hegebuorren 9

It Weinmakkershûs

Huisnummer in de eerste dorpsnummering: 14
Kadastraal nummer in 1832: A 548 huis en erf A 547 boomgaard

Foto anno 2023

Het huis heeft een vernieuwde voorgevel maar delen van de zijmuren zijn zeventiende en achttiende eeuws. Zoals ook bij de andere huizen was achter dit huis een boomgaard die tot aan het kerkhof liep.

In het begin van de achttiende eeuw was in dit pand een smederij gevestigd. Toen woonde hier Rommert Sijmens Mr Smid. In het belastingcohier van 1749 wordt hij zo genoemd en erbij vermeld dat hij een redelijk bestaan had. Hij woonde hier al in het jaar 1718. Later woonde zijn zoon Sijmen Rommerts hier.

Eind achttiende eeuw werd het wagenmakerij en werd dit beroep hier uitgeoefend door Andries Folkerts. Zijn zoon Folkert Andries Vellinga heeft het beroep voortgezet.

Het huis kwam voor in het begin van de negentiende eeuw als huisnummer 14 in de dorpsnummering. In het jaar 1822 is Vellinga overleden en werd alles ter verkoop aangeboden, en als volgt in de Leeuwarder Courant omschreven: “een brave en sterke huizinge en wagenmakerij bestaande in een voorhuis, voor en achterkamer, ruime winkel, bleek, hof, erve en verder aanbehoren staande aan de Voorstraat in het gebuurte van Ferwerd zijnde de eenige wagenmakerij aldaar, waarin dat bedrijf zedert lang met succes is gedreven”.

De familie Postma heeft hier meer dan honderd jaar dit beroep hier uitgeoefend. 

Ook vermeldt de Leeuwarder Courant in een advertentie dat “ten sterfhuize van Folkert Vellinga alle gereedschappen van de wagenmakerij zullen worden aangeboden, alsmeede 50 ijperen stammen, 25 dissels, een menigte nieuwe ploegdissels, eggebalken enz enz.”

Vervolgens kwam een Leeuwarder wagenmaker in Ferwerd: Johannes Wytzes Pama de Boer. Rond 1835 is wagenmaker Jan Renzes Postma (1802-1887) uit Kollum eigenaar geworden. Hij was gehuwd met Roelofke van Kammen. Zij hadden vijf kinderen waarvan zoon Renze Jans Postma (1837 -1914) het beroep van wagenmaker heeft voortgezet. Diens opvolger was weer zoon Djoerd Renzes Postma (1884-1960). De familie Postma heeft hier meer dan honderd jaar dit beroep hier uitgeoefend. Toen in de vijftiger jaren van de twintigste eeuw de fabrieksmatige productie op gang kwam van platte boerenwagens met ijzeren frames en luchtbanden, verdwenen langzaam de houten boerenwagens met houten wielen met ijzeren hoep uit het dorp en konden de wagenmakers geen droog brood meer verdienen. Zo heeft de tijd een einde gemaakt aan dit bijzondere beroep. Djoerd Renzes Postma was dan ook de laatste wagenmaker in dit pand. Hij heeft zijn beroep uitgeoefend tot het jaar 1959. 

Meer geschiedenis

Hegebuorren 11

Hegebuorren 11

De Grôtmakkerij

Huisnummer in de eerste dorpsnummering: 15
Kadastraal nummer in 1832: A 545 huis en erf

Foto anno 2022

In het jaar 1687 werd al een gortmaker op de Hogeburen genoemd, het is Bokke Folkerts die dit beroep uitoefende en waarschijnlijk ook hier gewoond heeft.

In de achttiende eeuw werd de Ferwerder gortmakerij gedreven o.a. door een zekere Hendrik Wijbes en later door de koopman en gortmaker Pier Watzes. Pier Watzes, gedoopt te Ferwerd in het jaar 1743 was een zoon van Watse Piers en Saapke Pieters. Deze familie nam bij de naamsaanneming in het jaar 1811 de naam Hoogland aan.

Zijn zoon Jarig Piers die ook koopman en gortmaker werd, nam echter in 1811 niet de naam Hoogland aan, maar ontleende zijn achternaam aan het dorp waar hij woonde: Ferwerda. Pier Watzes en zijn zoon Jarich Piers Ferwerda zijn hier jarenlang gortmaker en koopman geweest. Eerstgenoemde woonde er al in het jaar 1778.

Pier Watzes zal waarschijnlijk ook dit huis gebouwd of verbouwd hebben want het jaartal 1783 stond op de zijmuur boven bij de schoorsteen.

Het eten van meelkost was in die tijd heel gebruikelijk. Het eten van aardappelen was toen nog lang niet zo ingeburgerd als in latere tijden. In de achttiende eeuw bloeiden de gortmakerijen dan ook in Ferwerderadeels dorpen. Ook in de negentiende eeuw, wanneer de aardappeloogst mislukte door ziekten in het gewas, viel men altijd weer terug op meelkost.

In het jaar 1832 werd de Gortmakerij publiekelijk verkocht en als volgt omschreven: “een tot velerlei bedrijven geschikte huizinge nr 15, bestaande in een groot voorhuis, voor, midden en achterkamer, en ruim Gorthuis waarin vroeger met succes eene Gortmakerij is gedreven”.

Verkopersche is de weduwe Jarig Piers Ferwerda, Klaaske Pieters geheten.

Het pand is toen verkocht aan Albert Louws de Vries, een chichoreifabriqeur die er met zijn gezin woonde. In het jaar 1854 werd het pand opnieuw ter verkoop aangeboden en omschreven als een “hechte en ruime Koopmanshuizinge tot vele affaires geschikt met pakhuis en ruim achterhuis (voormalige gortmakerij)”. De gortmakerij was dus toen al lang buiten gebruik. Rond 1870/1880 woonden er vier gezinnen in het huis. Achter waren kamers gemaakt. Gardenier Andries Heins Hijma woonde er met zijn vrouw en zes kinderen, Hendrik Jan Tepper met vrouw en zeven kinderen en Klaas Havinga met zijn vrouw Trijntje Wijnstok. Achter woonde nog een smidsknecht.

Het huis is later voor veel doeleinden gebruikt. Er is winkelnering in geweest en ook was er het postkantoor in gevestigd (familie Meester) zoals oude foto’s laten zien. In de twintigste eeuw was het lange tijd opgesplitst in twee gedeelten en woonden er altijd twee gezinnen.

Meer geschiedenis

Hegebuorren 17

Hegebuorren 17

It Glêzemakkershûs

Huisnummer in de eerste dorpsnummering: 16
Kadastraal nummer in 1832 : A 544 huis en erf

Foto anno 2022

In 1748 woonde hier Auke Jentjes, glazenmaker van beroep. Hij kon de kost redelijk verdienen. Zijn zoon Meindert Aukes heeft het beroep van “verwer en glasmaker” voortgezet, hij wordt genoemd in het jaar 1796. De Leeuwarder Courant van het jaar 1801 vermeld een advertentie dat “ten sterfhuize van Meindert Aukes, in leven verwer en glazemaker te Ferwerd, huisgeraden en inboelen verkocht zullen worden als meede verfstoffen, glaazen en verwersgereedschappen”.

De opvolger van de glazenmaker Meindert Aukes was Monte Hoites Boersma die niet dit pand betrok maar zich er recht tegenover vestigde. In het dorp Ferwerd waren toen meerdere “verwer/glazenmakers” gevestigd. Ook op de Streek woonde een verwer.

de neringdoendev / m

  1. (beroep) iemand die een winkel heeft

Daarna komen er bewoners met andere beroepen in het huis. Zo is de volgende bewoner Gerrit Worps Hallema die schipper is. Later woonden er vaak beambten en commiezen zoals in 1849 de familie Hessel van de Form die commies was bij de Rijksbelastingen. Meerdere personen met ambtelijke beroepen volgden. Zo woonde er later in de negentiende eeuw Klaas Jans Feenstra met gezin. Hij was secretarisklerk van beroep. Het is toen dus altijd een woonhuis gebleven en is niet meer door neringdoenden gebruikt.

Tussen dit huis en het vorig beschreven huis was een steeg waar door men een tweetal huizen kon bereiken die erachter gebouwd waren. Hier woonden voor en in de oorlogsjaren de families D. van der Woude en Kees Wopkes de Vries. Deze huizen zijn later afgebroken en de steeg is dichtgemaakt.

Meer geschiedenis

Hegebuorren 4

Hegebuorren 4 | nu Hoofdstraat 4

De Pastorij earder de van Aysma huzinge

Huisnummer in de eerste dorpsnummering: 140 
Kadastraal nummer in 1832: A 496 pastorie, A 497 tuin

Zoals vermeld bij Vrijhof 5 kocht in het jaar 1723 de kerkenraad van Ferwerd een andere pastorie. Deze nieuwe pastorie wordt in de kerkelijke administratie de “van Aysma huizinge genoemd”. De naam geeft aan dat in de zeventiende eeuw het huis wat hier gestaan heeft aan de Hogeburen waarschijnlijk gebouwd is door de adellijke familie van Aysma. Het was Focko Van Aysma die secretaris was van de Grietenij Ferwerderadeel in de zeventiende eeuw. Hij was gehuwd met Ymck van Jeltinga van Harsta state in Hegebeintum. Van Aysma overleed in het jaar 1651 en zijn vrouw twee jaar later. Hun grafsteen zou in de Franse tijd in veiligheid gebracht zijn op Harsta State, maar is sinds enkele jaren weer terug in Ferwert en is tegen de muur in de torenruimte geplaatst. Onder de vloer in de kerk ligt nog een grafsteen uit 1664 van Margareta van Aysma.

Vanaf 1723 hebben vele predikanten, waarvan sommigen klinkende namen hadden, hier gewoond. Ferwerd zal een aangename gemeente geweest zijn gezien de vele jaren dat predikanten hier stonden. Ds Johannes de Schiffart die intrede deed in 1723 zal de eerste geweest zijn die in de nieuwgekochte pastorie woonde. Hij bleef tot zijn overlijden in het jaar 1774.

Om nog enkele predikanten te noemen: Hij werd opgevolgd door Ds Heerco Douma die in Ferwerd predikant was van1775 tot 1811. Dan komt Ds Petrus van Assen predikant alhier van 1812 tot 1837. Vervolgens Ds Eggo Ulphard Thoden van Velzen die in 1838 als kandi- daat bevestigd werd en hier overleed in 1873. Zijn vrouw heette Wendelina Wilhelmina Bergmann en kwam van Weener in Duitsland. Hun grafstenen zijn nog op het kerkhof aanwezig. Ds Eggo Ulphard Thoden van Velzen zelf stamde uit een Oostfries predikantengeslacht.

In het jaar 1891 is de pastorie opnieuw opgebouwd. Een jaar eerder is er een aanbesteding geweest voor: “het bijna geheel afbreken en weder opbouwen der pastorie en consistoriekamer van de Ned. Hervormde gemeente te Ferwerd”. Het bijna afbreken is juist geformuleerd, want de oostelijke muur van het Lytse Lokaal bestaat uit gele steentjes en heeft grote muurankers die stammen uit de zeventiende eeuw. Deze muur is dus blijven staan.

Ds Georg Frederik August Carsten die van 1949 tot 1954 in Ferwerd stond zal de laatste predikant geweest zijn die weer in dit huis gewoond heeft. In die vijftiger jaren van de twintigste eeuw, om het jaar exact aan te geven in 1953, is weer een deel van deze in 1891 gebouwde pastorie afgebroken en is er een nieuwe predikanten woning gebouwd. De consistoriekamer is blijven staan en is “It lytse lokaal “geworden waar toeristen nu kunnen overnachten.

De pastorie wordt nu nog steeds bewoond door de huidige dominee. 

Meer geschiedenis

Hegebuorren 12

Hegebuorren 12

It Folkertsmahûs

Huisnummer in de eerste dorpsnummering: 138
Kadastraal nummer in 1832: A 500 huis en erf

Foto van Hoofdstraat 12 anno 2022

In het jaar 1698 woonde hier de toen in Ferwerd zeer bekende kleermaker en lakenkoper Ype Philippus. Later woonde zijn zoon Philippus Ypes in het pand. In 1748 woonde hij er nog en wordt hij een “welbegoedigt koopman” genoemd.

In de tweede helft van de achttiende eeuw is Tjitske Fransen Papma eigenaresse van het pand. Zij was gehuwd met de winkelier Otte Meinderts die met zijn zwager Johannes Fransen Papma meerdere panden bezat in het dorp. Hij bezat ook het naastgelegen huis nummer 137. De zoon van Otte Meinderts, Frans Ottes geheten is hem opgevolgd en is een bakkerij begonnen in het pand.

Het geboortehuis van Eeltsje Botes Folkertsma. 

Bij de naamsaanneming in het jaar 1811 koos Frans Ottes de naam Leo als achternaam. Vervolgens verhuurde men het huis een tijdje aan de Doopsgezinde heel- en vroedmeester Sijbrand Petrus Martens. Later werd deze eigenaar. Vervolgens werd het weer een winkel. Bote Folkertsma, getrouwd met Meiltje van Dijk nam rond 1890 van zijn schoonvader Cornelis J. van Dijk de kruidenierswinkel op de Nieuwe buren over maar gaf de voorkeur eraan naar dit pand te verhuizen, want dit was een betere verkoopplek dan op de Nieuweburen. De Folkertsma familie, eerst Johannes B. Folkertsma en later Bote J. Folkertsma heeft de winkel in bedrijf gehad tot ongeveer 1970. De winkel werd toen overgenomen door Harm Zuidema die eerst kruidenierswaren bleef verkopen, maar later overging op woninginrichting en vele jaren voor het dorp Ferwerd en omgeving woningen heeft gestoffeerd. Tegenwoordig is de schoonheidssalon “La Blitha “er gevestigd.

Er dient nog vermeld te worden dat in dit huis op 13 oktober 1893 de letterkundige en Frisiast Eeltsje Botes Folkertsma is geboren. Hij was eerst onderwijzer en werd later redacteur van het Friesch Dagblad. Tevens was hij leider van het Kristlyk Frysk Selskip en was redacteur van drie Frysktalige bladen, “Yn ús eigen tael” ,”De stim fan Fryslân” en “de Tsjerne”. Hij vertaalde de Heidelbergse Catechismus in het Fries en had ook een belangrijk aandeel in de Friese Bijbelvertaling. Hij was als literator één van Frieslands belangrijkste essayisten. Hij schreef kritieken, taalkundige fragmenten, essays, romanfragmenten en gedichten alles in de Friese taal. Hij is overleden op 1 januari 1968.

In zijn bundel “Toer en Tsjerke” (1934) schreef hij een prachtig stukje proza over de toren van Ferwert:

“Sjoch ús toer dêr stean, sterk en swier tsjin it Noarden, heech boppe alle dingen. In stoere hoeder is er, weitsjend oer syn folk en bern en ek foar syn deaden hat er in sté, dêr ’t hja rêste meie under it gerûs fan ‘e winen. Ieuwen lang is it libben under him troch tein, slachte oan slachte binne út it warbere wurk nei syn rêst werom keard en hy moat folle leed en leafde sjoen hawwe yn de wenten en yn de herten, sa wemoedich mimert er troch de bomgatten nei bûten en sa drôf en earnstich let er, as men de ferstoarnen under syn noed jowt om bewarre te wirden foar de ienichste dei”.

Meer geschiedenis

Hegebuorren 3

Hegebuorren 3 | nu Hoofdstraat 3

It Sjirurgynshûs

Huisnummer in de eerste dorpsnummering: 12
Kadastraal nummer in 1832: A 551

Foto anno 2023

In dit huis op de hoek Vrijhof/Hegebuorren woonden vele jaren de Ferwerder chirurgijns en vroedmeesters. Eind zeventiende eeuw/ begin achttiende eeuw woonde hier zoals in de kerkelijke administratie vermeld, Mr chirurgijn Tjeerd Ritzers.

Zijn vrouw, Hycke Botes geheten, moet belangstelling gehad hebben voor het beroep van haar man daar zij een geneesmiddel uitgevonden had tegen hondsdolheid. Het recept bestond uit een aantal kruiden als “wilde kaarde, hontsribbe, huijslook, wilde kervell, steenruijt, averuijt en wijnruijt” die op een bepaalde manier geprepareerd moesten worden. Haar recept werd zo bekend dat in het jaar 1731 de Friese Staten een gedeputeerde machtigden om af te reizen naar Ferwerd om een contract af te sluiten met Hycke Bootes. Zij moest zweren dat dit werkelijk de kruiden en medicamenten waren die tot genezing van een beet van dolle honden diende. Dat gebeurde en de gedeputeerde betaalde haar 100 rijksdaalders uit. Het recept werd gedrukt en verspreid over heel Friesland. Hycke Bootes kreeg nog een pensioen toegezegd van de Friese Staten van 100 caroliguldens per jaar. Dit is een ruime beloning geweest!

Opvolger van genoemd echtpaar was de chirurgijn en vroedmeester Mr Symen Swart die in het jaar 1738 hier woonde. Vroeger hadden de chirurgijns vaak een moeilijk bestaan. Echter Mr Symen Swart chirurgijn te Ferwerd “bestaat wel” aldus het belastingcohier van het jaar 1749.

In 1799 is het pand verkocht en wordt in de Leeuwarder courant omschreven als: “een groote ruime logeable huizinge, voorzien van verscheidene vertrekken en commoditeiten, staande op het alleraangenaamst in den dorpe Ferwerd, welke een reeks van jaren door Mr Sijmen Swart in leeven voornaam chirurgyn aldaar is gebruikt”.

Het huis werd in dat jaar 1799 gekocht door de bekende chirurgijn Rienk Jans van der Leij.

Dat hij bekend, kundig en ijverig was bewijst het uitreiken van een gouden medaille aan hem in de vergadering van Assessoren “met een gepaste aanspraak” op het Grietenijhuis te Ferwerd op 16 januari 1826. Zijne Majesteit de Koning had dit besloten op 30 december 1825, “ter belooning van zijn belangeloze ijver, in het bevorderen der koepokinenting gedurende het jaar 1824”.

Bij het overlijden van Van der Leij in 1846 had hij zijn praktijk voor de lange periode van vijfenvijftig jaren als vroed- en heelmeester in Ferwerd uitgeoefend. Toen in het jaar 1846 het huis verkocht werd, was het inclusief de inventaris die niet alleen bestond uit “chirurgicale instrumenten” maar ook waren de vervoersmiddelen en de melkleverancier van de dokter in de verkoop: een bruin ruinpaard, een wagentje voor twee personen, een melkkoe, een hokkeling, stro en boonschoven enzovoorts.

De landbouwer Anne F. van der Meij woonde er later. Hij was akkerbouwer in oostelijk Ferwerd (nu Ljouwerterdyk F.R. Papma) en handelde anders dan de andere akkerbouwers. Hij haalde meestal zijn oogst niet binnen maar verkocht bijna ieder jaar via de notaris publiekelijk zijn “veldvruchten” op stam.

Zo werden in de maand juni 1847 enkele aantallen bunders koolzaad, garst, rogge, tarwe, haver, groote en kleine boonen, erwten en aardappels door hem te koop aangeboden, “alles op steel staande onder Ferwerd”. Hiervoor werd in de Leeuwarder Courant altijd een advertentie geplaatst.

Rond 1870 was het huis in tweeën verdeeld en woonden er twee Rijkscommiezen. Onder andere Johan Wilhelmus Teunissen afkomstig van Soeterwoude met zijn gezin en dienstbode en Albertus Goedheer met vrouw, vier kinderen en ook een dienstbode. Later woonde er de koopman Klaas Pieters Hoogland met gezin.

In de negentiger jaren van de negentiende eeuw werd het pand gekocht door Johannes K. van Dijk.

Hij heeft de voor- en zijgevel van het huis in het jaar 1896 opnieuw opgetrokken zoals die nu is. Tevens werd het huis verbouwd. In het achterste deel zijn nog 18e eeuwse muurgedeelten aanwezig. Johannes van Dijk woonde er een aantal jaren zelf met zijn gezin. 

Meer geschiedenis

Hegebuorren 2

Hegebuorren 2 | Hoofdstraat 2

It Postkantoar

Kadastrale nummers in 1832: A 494 boomgaard 
A 495 huis De Gokke

Foto anno 2024

Dit grote kapitale huis is gebouwd in 1849 als dokterswoning. In de hele eerste helft van de negentiende eeuw stond hier vooraan namelijk geen huis, maar was er op deze plek vanaf de straatkant een boomgaard met achterin een huis met stalling dat vanaf de zijkant, aan de weg naar Hogebeintum dus, bereikbaar was.

In het jaar 1808 stond in de Leeuwarder Courant een advertentie inzake de publieke verkoop van dit achterin het hof staande huis als volgt vermeld: “een huizinge met achterhuis, koe- en paardestallen te Ferwerd”. De naam van het huis was de Gokke. De huizinge werd gebruikt voor de voermanderij, die hier toen “sedert jaren met succes gedreven” was. De naam van de voerman was Hendrik Mients. Deze familie nam in 1811 een achternaam aan die in verband stond met hun beroep: Wagenaar. Het huis kwam in eigendom bij de vroed en heelmeester Rienk Jans van der Leij die aan het Vrijhof woonde. Hij stalde hier zijn paard en rijtuig en hield er een koe voor de melk. Bij het overlijden van Van der Leij in het jaar 1846, is de Gokke opnieuw verkocht.

De nieuwe Ferwerder vroed- en heelmeester Wilhelm Bonno Adolf Thoden van Velsen heeft het toen gekocht, is er tijdelijk gaan wonen en heeft hier in het jaar 1849 het nu aanwezige kapitale huis laten bouwen, getuige een oproep in de Leeuwarder Courant voor een aanbesteding van de bouw van “een geheel nieuwe huizinge met gesloten briefjes”. Naast het huis van de heelmeester was de pastorie. Hier woonde toen een broer van hem, de predikant Eggo Ulford Thoden van Velzen.

Wilhelm Thoden van Velzen is hier als vroed- en heelmeester gebleven tot het jaar 1870.

Toen vertrok hij naar Hardegarijp. Hij werd opgevolgd door de chirurgijn Hugo Maurits Damsté die maar enkele jaren bleef. In het jaar 1877 heeft zich hier de heel- en vroedmeester Sjoerd Wartena bevestigd. Sjoerd Wartena had in 1840 examen afgelegd voor “heelmeester ten plattelande”. Hij was een zoon van Sjoerd R. Wartena die toen in Friesland een bekende “duiveluitbanner” was. Hieraan werd toen veel geld verdiend. Er werden dan zekere spreuken uitgesproken die de genezing, de uitbanning moesten bewerkstelligen. Wartena heeft echter maar enkele jaren in Ferwerd gewoond. Naar verluidt zou het tussen hem en de Ferwerders niet goed passen.

Daarna werd het huis een notarishuis want de heer Hermanus Alma vestigde zich hier als notaris. Het notariskantoor is gebleven tot het jaar 1891 toen Hermanus Alma vertrok naar Berlikum. De volgende eigenaar werd Johanna Johannes Meekma die er rond de eeuwwisseling woonde. Nadien vestigde de dierenarts Rienk Johannes Feddema er zijn praktijk waarna het huis in het jaar 1909 verkocht werd aan zijn zwager, de graankoopman Pieter J. Hoogland die er jarenlang gewoond heeft. In 1936 is het huis verkocht aan Geert Jacobus Boorsma. Hij was benoemd tot postkantoorhouder in het dorp en zodoende is het huis vanaf dat jaar postkantoor geworden. In het jaar 1969 werd het postkantoor gewijzigd in een postagentschap wat naar het Vrijhof verhuisde en werd dit huis woonhuis van de familie P. Swart. In het jaar 1979 kocht W. Braaksma het pand en vestigde er een verzekeringskantoor. Eerst werd alleen het postkantoor gedeelte gebruikt maar later werd de hele benedenverdieping als kantoor ingericht. De bovenverdieping werd verhuurd. De heer Braaksma is lang eigenaar geweest en heeft het pand die tijd in de verhuur gehad. Het pand wordt nu bewoond door een nieuwe eigenaar. 

Meer geschiedenis

Hegebuorren (Nu Hoofdstraat)

Hegebuorren | Hoofdstraat

De Hogeburen was de Hoofdstraat van het dorp. Doordat in de 18e en 19e eeuw een grote nijverheid aanwezig was, was er veel aktiviteit en levendigheid. Er was een wagenmakerij, een gortmakerij, een smederij, een huisverver,een slachterij, een bakkerij en lakenkopers en kleermakers. Tot ongeveer 1800 was de dorpsbierbrouwerij er gevestigd wat nadien een jeneverstokerij werd. Per jaar werd ca 6000 liter jenever gestookt en werd de stokerij gecombineerd met een herberggedeelte met de welluidende naam “Het wapen van Parijs”. Even verder stond de toen beroemde grote herberg “Het wapen van Ferwerderadeel”, met stalruimte aan de achterzijde voor 40 tot 70 paarden. Het was toen het parkeerterrein van het dorp. Al in 1770 presenteerde de kastelein Geale Sytzes zich in de Leeuwarder Courant door hotelkamers aan te bieden: ”aan de Heeren en kooplieden om een goed logement te geven voor een civile prijs, recommandeert zig in een yders gunst Geale Sytzes“. Overigens hielden de 19e eeuwse herbergiers, wat wij nu een tweede tak zouden noemen, vaak hengsten ter dekking. Ook loofden zij altijd een prijs uit bij de jaarlijkse Ferwerter harddraverij in de maand mei, in de vorm van een zilveren zweep of tabakspot. Kruideniers en bakkers waren vooral op de Nieuwe Buren en veel schippers woonden aan de Haven, toen de Grote en de Kleine Wal genoemd. Het vervoer van goederen ging immers toen voornamelijk over water en Ferwert was bereikbaar via twee vaarten de dorpsvaart en de Burmaniavaart. 

Johannes van Dijk Januari 2017
Foto’s : collectie Soepboer en eigen foto’s .De belangrijkste bronnen: Pieter Duijff, Plaknamme Ferwert dec.2016 Friesch Dagblad./ Hinne Wagenaar, Liudger apostel fan ‘e Friezen? It Beaken 73./ G.J. de Lange en Paul.N. Noomen, Moederparochies en dochterparochies in Ferwerderadiel./ Verborgen verleden belicht./ Paul N. Noomen, De ontwikkeling van het parochiewezen in Oostergo De Vrije Fries 2014./ Herma M. van den Berg Noordelijk Oostergo Ferwerderadeel.

Meer geschiedenis